maandag 9 juni 2025

São Miguel - Theeroute en Furnas

Deze ochtend is het iets minder druk aan het buffet. Alle grote tourbussen zijn waarschijnlijk al vertrokken. We zitten dus iets relaxter aan tafel. Na het ontbijt rijden we naar het oosten van het eiland waar de theeroute start. De lokale bevolking van de Azoren pauzeert graag voor een lekker kopje thee. Het is een gewoonte die de eilanden onderscheidt van het koffie georiënteerde vasteland. Bij de theeplantage Chá Gorreana aangekomen, is het nog lekker rustig. We kunnen de fabriek op eigen houtje verkennen of met een gratis gids. Wij kiezen voor het laatste. Tijdens ons bezoek komen we álles te weten over de kleuren, de patronen, de geur en de productieprocessen.  Hier wordt zowel witte, groene als zwarte thee geproduceerd met dezelfde planten. Hun productie is duurzaam, chemicaliën en pesticiden-vrij. Bacteriën en andere theeplagen vinden het wisselvallige maar zachte klimaat van de Azoren maar niets. 100% biologische thee dus, want ook de vruchtbare grond wordt niet chemisch bewerkt. De thee wordt geprezen om zijn unieke smaak en kwaliteit en wereldwijd geëxporteerd, ook naar België. Aan het eind van de rondleiding mogen we ook twee theetjes proeven.


Door het ideale microklimaat telde de noordkust van Sao Miguel ooit 62 theeplantages. Chá Gorreana werd in 1883 opgericht en is daarmee de oudste theeplantage van Europa. Ze proberen hier zoveel mogelijk de authentieke manier van thee verwerken aan te houden. Medewerkers bedienen overjaarse Engelse machines, dragen gevulde plastic manden op hun schouders en staan ondertussen de door de fabriek wandelende toeristen op hun gemak te woord. Wij stellen ons dus wel de vraag of alles hier écht in de fabriek wordt verwerkt, want ze zouden maar liefst veertig ton per jaar produceren en dat lijkt ons toch wel heel veel als alles op de ouderwetse manier wordt gedaan. Na het lekkere kopje thee, starten we met een wandeling door de plantages.  


Naast de auto, zijn je voeten je beste vrienden op Saõ Miguel. Het eiland is volledig ingesteld op wandelaars en er ligt een netwerk aan wandelroutes. We lopen echt tussen de theeplanten. Onze kuiten maken overuren want het is klimmen geblazen. De planten werden in rijtjes tegen de helling geplant. Van bovenaf hebben we een prachtig zicht op de plantage. Het doet heel erg denken aan de rijstvelden van Bali, alleen mis ik de punthoedjes in het landschap. Wanneer we terug aan de fabriek komen, schrikken we wel even. De rust van daarstraks is compleet verdwenen en auto’s staan te drummen om op de parking te rijden. Ons parkeerplekje wordt dan ook onmiddellijk ingenomen.


Wij rijden verder naar Furnas, de gelijknamige stad die boven op de slapende Furnas vulkaan ligt. Het is één van de plaatsen waar de lava naar boven kwam die het eiland heeft gevormd. We maken ons geen zorgen, want de laatste keer dat er een uitbarsting was, was in het jaar 1630. We parkeren de auto en al bij het uitstappen, ruiken we de zwaveldampen die omhoog kringelen uit de kokende aarde. Ja, het aroma komt je tegemoet, van zodra Furnas je begroet. Die slogan komt direct bij ons op. Sommigen vinden dat dit stinkt, maar zo erg is het niet. In dit kleine stadje is dus heel duidelijk nog vulkanische activiteit te zien. Al wandelend door de stad, kijken we uit op de geisers, kolkende modderpoelen en dampende warmwaterbronnen. De mooie beekjes en weelderige bossen maken alles tot een mooi plaatje. Zoals alle dorpjes op het eiland, is er ook een prachtig kerkje.


We besluiten hier te lunchen. Op deze plek werd één van Sao Miguel’s bekendste gerechten geboren: de cozido das furnas. Dit gerecht is een stoofpot die 6 uur lang onder de grond moet garen. In het restaurantje ‘Miroma’, waar we ons zetten op het terras, staat het op de kaart en ik twijfel even. Gelukkig hebben de mensen naast ons dit gerecht besteld en zie ik het passeren voor ze onze bestelling komen opnemen. Ik zie bloedworst, kool, vlees en chorizo in de schaal liggen en de geur die vrijkomt, kan me niet echt bekoren. Zoals steeds moeten we heel veel geduld hebben. Wij zijn trouwens de laatsten die een plekje krijgen, want de mensen na ons worden weggestuurd met de melding ‘alles volzet’. Dat laatste is niet zo, maar ze kunnen zoveel volk niet aan. Het is eigenlijk hilarisch. De Azorenen kunnen echt geen twee dingen tegelijkertijd. Eerst brengt de zwaarlijvige ober al waggelend en zuchtend de placements, dan het bestek, dan de glazen, dan de menukaart en daarna pas, na 30 minuten, vraagt hij wat we moeten drinken. We hebben tijd, dus doen er niet moeilijk over en wanneer hij uiteindelijk de bestelling opneemt, verontschuldigt hij zich uitgebreid en is hij super vriendelijk. Het eten is trouwens overheerlijk! Zowel de octopus als de zwaardvis is mals als boter. De eerste keer dat we hier op São Miguel écht goed gegeten hebben. 


Na de lunch rijden we naar Parque Terra Nostra, een prachtige botanische tuin. Parkeren is even moeilijk want het ligt midden in de stad en in de smalle straatjes is niet zoveel plek. Maar we hebben geluk, net naast het park is er een auto weggereden.  Dat plekje is voor ons! We betalen 17 euro entree en kunnen dan de prachtige tuin in. Deze is aangelegd in een oude vulkaankrater en bestaat al zo’n 200 jaar. Hier zien we de meest exotische planten, bloemen en bomen van over de hele wereld.


In het park zijn verschillende warmwaterbronnen, dus kleden we ons om in de vrouwenruimte. Het is er druk en er is geen enkel kastje meer vrij. We nemen dan maar alles mee en leggen onze spullen op één van de vele bankjes rond de thermische waterbron. Het water lijkt wel modder en is oranje van kleur vanwege het ijzer dat erin zit. We hebben gelezen dat dit afgaat op je zwemkledij, dus zijn we voorzien en hebben we voor zwart gekozen. De warmwaterbronnen hebben een temperatuur tussen de 35 en 40 graden en het water is blijkbaar zeer goed voor de spieren. Het heeft bovendien nog enkele andere heilzame eigenschappen voor de gezondheid en de huid. Ik ben niet zo’n zwemmer maar dit moet ik nu toch eens proberen. Dat pruttelen in een natuurlijke, bruinkleurige, vulkanische zwavelput, het klinkt minder charmant dan het effectief is, namelijk lekker warm en heerlijk relaxerend. Naast de grote bron zijn er ook 2 kleinere bronnen met wat helderder water, omgeven door een prachtige natuur. Dit noemen ze de jacuzzi’s. Het water is hier nog warmer. Lang blijf ik er dus niet inzitten. De bronnen worden verwarmd door het binnenste van de aarde.


In de late namiddag rijden we nog even naar Lagoa das Furnas, een prachtig kratermeer. Onderweg genieten we weer van het indrukwekkende groene landschap. Dit komt door de combinatie van de vruchtbare vulkanische grond en de regelmatige neerslag. Bij de parking van het meer, zien we opnieuw kolkende modderpoelen en dampende zwavelbronnen. We dalen af naar het azuurblauwe meer en eten een ijsje op het terras. We letten wel wat op de windrichting, want hier hangt toch een meer intense zwavelgeur. Sonja merkt op dat de bruine kleur die we de voorbij 2 weken hadden opgedaan, zo goed als verdwenen is en ze heeft gelijk. Ons witte velletje is weer helemaal terug, maar het is wel super zacht. 


Daarna wandelen we naar de prachtige negentiende-eeuwse neogotische kapel Nossa Senhora das Vitórias. Dit is een kapel opgericht door José de Canto ter nagedachtenis aan zijn vrouw die hij verloor na een langdurige ziekte. Het werd ingehuldigd in 1886. Met de oude ongepolijste stenen klokkentoren en kapel met gebrandschilderd glas, past hij griezelig goed bij het bos erachter. Jammer dat we binnen geen kijkje kunnen nemen. 


Om een mooi uitzicht op het meer te hebben, besluiten we helemaal naar boven te rijden naar Pico do Ferro. Van op de parking loopt een steile weg naar boven. Opnieuw klimmen dus! Al onze opgedane calorietjes, wandelen we er hier op de Azoren wel af. Ik denk niet dat we verdikt zijn. Het klimmen en het stappen gaat in ieder geval al een pak beter dan die eerste dagen. Van bovenaf zien we pas hoe groot het meer is. Een mooi einde van alweer een prachtige dag! 




zondag 8 juni 2025

São Miguel - Dolfijnen, walvissen en Sete Cidades

Om 8 uur trekken we naar het ontbijt en dat blijkt ‘spitsuur’ te zijn. We hebben nog net één tafeltje bij het raam. Om beurten gaan we naar het buffet, waar het een drukte van jewelste is. Iedereen vliegt op de lekkernijen, zoals het uitgehongerde toeristen betaamt. Dat zijn wij niet meer gewoon en vinden dat ook niet fijn. Sonja gaat haar glutenvrije brood vragen, want dat ligt er niet. Normaal eet ze ook altijd fruit maar ondanks dat het zo’n groot buffet is, ligt er geen enkel stukje. Opnieuw grabbelt ze een medewerker vast en vraagt ze of er geen fruit is. Dat blijkt op, dus gaat hij het wel even voor haar halen. Wanneer hij uit de keuken komt met kleine potjes fruitsla, moet Sonja snel zijn want de uitgehongerde toeristen spurten naar de plateau. 


Vandaag gaan we kennis maken met de schoonheid van de oceaan en haar fascinerende bewoners. De afgelegen ligging van de Azoren maakt het een toevluchtsoord voor talloze soorten walvissen en dolfijnen. Ik weet uit het verleden dat ik vaak zeeziek word, dus ik twijfel of ik wel zou ontbijten. Ik besluit dat met een lege maag de dag beginnen, ook geen optie is en neem voor alle zekerheid een licht ontbijtje. Daarbovenop ook nog een pilletje en dan ben ik er helemaal klaar voor. Na het ontbijt wandelen we naar Portas do Mar op 500 meter van ons hotel. We kunnen onmiddellijk aan boord. Het is prachtig weer en de zee is redelijk rustig. Zelfs de jongste onder ons is er klaar voor. Hij heeft zich wel van stad vergist!


Eenmaal aan boord, krijgen we een uitleg over veiligheid, praktische zaken en welke dieren we mogelijk zouden kunnen zien. Na zo'n tien minuten op open zee zien we al dolfijnen. En niet een paar, nee tientallen dolfijnen zwemmen voor onze boot met ons mee. De boot mindert al snel vaart zodat we de dieren nog beter kunnen aanschouwen. Soms zijn ze even onder water om vervolgens prachtige sprongen uit het water te maken, wat een schitterend schouwspel! Dat vastleggen, is een ander paar mouwen! Alle dieren die hier leven en tijdens de excursie gespot kunnen worden, leven in hun natuurlijke omgeving. De dieren zijn niet gemerkt, ze worden ook niet gevoederd en er wordt geen gebruik gemaakt van radar. Alles gebeurt dus op natuurlijke wijze. Als de dieren er op dat moment niet zijn, worden er dus ook geen middelen ingezet om ze te lokken of wat dan ook, alles vindt hier plaats met respect voor de dieren op de eerste plaats. Dat maakt dat we ze niet echt naast de boot zien. 


Na twintig minuten vaart de boot verder op zoek naar blauwe vinvissen, walvissen en bultruggen. Kustspotten, ook wel vigias genoemd, liggen verspreid langs de kust en werden vroeger gebruikt door spotters om walvisjagers te waarschuwen, maar worden nu gebruikt door getrainde bemanningsleden om de walvissen te lokaliseren. We varen steeds verder de oceaan op en mijn maag begint al raar te doen. Hier kan ik wel nog lachen.


Wanneer de bemanning enkele walvissen ziet, wordt de motor afgezet en begint de boot te dobberen. Mijn zeeziektepillen ten spijt, ik word weer zo mottig als een krab. De ohhh’s en ahhh’s die ik rond mij hoor, duiden erop dat er iets te zien is, maar ik lig met mijn ogen dicht op een stoel te hopen dat ik alles binnenhoudt. Blijkbaar zijn er 5 walvissen voor de boot maar mij kan het al lang niet meer boeien. Ik ben dan ook blij wanneer de motor terug aangezet wordt en we eindelijk terugvaren naar Ponta Delgada. Wanneer we voet aan wal zetten, zwijmel ik nog een beetje. Na ons walvis- en dolfijn observatieavontuur, gaan we eerst iets eten in de stad bij O Churrasco. Niet slecht maar nu ook niet wow. Die toeristische restaurantjes zijn niet om over naar huis te schrijven. Het eten zorgt er echter wel voor dat ik terug op mijn positieven kom. 


We nemen vervolgen de auto en rijden naar de noordwestkust van het eiland voor hét hoogtepunt van Sao Miguel, namelijk de Sete Cidades. We smeren een dikke laag zonnecrème, pakken onze tassen en starten aan onze roadtrip. We genieten van het natuurschoon van Sao Miguel. Een klein stukje buiten de stad begint het al. Op het golvende landschap rijden we langs hagen hortensia’s, waar er toch al enkele van in bloei staan maar het zijn vooral de roze azalea’s die hier onze aandacht trekken. Er zijn meer dan 7 bergtoppen die uitkijken op deze vulkaanmeren en de kleinere meren in het omliggende landschap. Deze bieden unieke uitzichten op de krater eronder en het weelderige groen. 


De Sete Cidades zijn hét symbool van São Miguel. Deze tweelingmeren, die in een krater van een slapende vulkaan liggen, behoren tot de bekendste natuurwonderen van de Azoren. De 5 kilometer brede en 500 meter diepe caldera, omgeven door een dichte mantel van groene vegetatie werd meer dan 20.000 jaar geleden gevormd door vulkaanuitbarstingen. De Sete Ciades krater bevat onderling verbonden meren, het grotere Lagao Azul – het blauwe meer en het kleinere Lagao Verde – het groene meer.


Tussen de twee meren loopt een smalle landbrug. Over de twee kleuren bestaat een legende. Een prinses en een herder hadden een verboden liefde. Hoewel de prinses veel van de herder hield, moest zij trouwen met een man uit een rijke familie. Ze besloten elkaar voor een laatste keer te ontmoeten, op de plek waar vandaag een brug de meren met elkaar verbindt.  Ze huilden tranen met tuiten. Het meisje had groene ogen en de jongen had blauwe ogen … de rest van het verhaal laat zich raden. De weg rond de meren is adembenemend mooi met heel wat bochten. I love it! Soms wordt onze snelheid wat ingeperkt omdat er een auto tegen amper 30 per uur naar boven rijdt. Ja, niet iedereen heeft een zware voet. Als er dan nog eens een traktor de weg op gaat of paard en kar, dan moet ik wel even zuchten.


In dit gebied is er maar één kleine stad, Sete Cidades, met slechts 800 inwoners die een beetje verscholen ligt aan de zijkant van een berg. De geplaveide straatjes zijn bezaaid met charmante huisjes. Ik heb verschrikkelijke dorst dus besluit ik hier in het souvenirswinkeltje een flesje water te halen. Er is net een bus toeristen gedropt die allemaal een souveniertje willen kopen. Aanschuiven dus! Een van de enige monumenten in het stadje is de Igreja de Sao Nicolau, een prachtige witte kerk die mooi afsteekt tegen het weelderige groen waarin het is genesteld.


Na ons bezoek aan het stadje, rijden we tot bij het Miradouro da Vista do Rei. Als je de naam van het uitkijkpunt vertaalt is het ‘kings view’, wat wel aangeeft hoe mooi dit uitzicht is. Een geweldige plek om even te stoppen en de blauwe en groene meren in de ingestorte caldera te bekijken vanuit een ander standpunt.


Gebouwen die overwoekerd worden door de natuur, I LOVE IT!  Een bezoekje aan Monte Palace mag dus niet ontbreken. Het wordt ook wel ‘The abondoned hotel of Sete Cidades’ of het spookhotel genoemd. Er hangt een bord dat het verboden terrein is. Sonja is braaf en gaat wat rusten bij het uitzichtpunt maar ik trek toch mijn stoute schoenen aan en ga een kijkje nemen of ik niet ergens naarbinnen kan. Een man ziet me naar boven klauteren en roept ‘wouldn’t it be better if you took the normal entrance?’. Eh? Ja en waar is die dan? Hij doet teken dat ik het hoekje om moet en inderdaad daar is een weggetje dat naar de ingang leidt. Het verlaten vijfsterrenhotel met maar liefst 80 kamers werd niet gesmaakt door toeristen en na amper een jaar gesloten. In 1972 werd het teruggegeven aan de grillen van de natuur. Beneden is de vloer bekleed met omlaag gevallen brokstukken van het plafond, stenen en veel water. 


Het is een mysterieuze plek en er hangt een luguber sfeertje, maar daar hou ik wel van.  Ik zoek de trap naar boven en loop over de doorweekte tapijten die de gangen nog steeds bekleden. De muren zijn beschilderd met graffiti. De griezelige en desolate sfeer die in de gangen hangt, zorgt voor een kippenvel momentje. Ik loop hier aanvankelijk helemaal alleen en het voelt alsof ik in ‘the shining’ zit en Jack Nicholson elk moment een deur aan flarden hakt.


Plots kom ik die man van beneden tegen met een koppel Engelsen. Het blijkt een gids te zijn die zijn weg goed kent in het hotel. Ik was maar tot op de vijfde verdieping geraakt, dus besluit ik hen te volgen. Zo kom ik op het dak. Vanaf hier zie ik het kleurverschil tussen beide meren heel erg goed.


De mooiste graffiti is ook helemaal boven te aanschouwen. Waarschijnlijk omdat niemand die weg naar daar vindt. Er komt best wat klauterwerk aan te pas want er is geen echte deur naar het dak. Ik moet over een muurtje klimmen. In de diepte zie ik Sonja genieten van het zonnetje. Ik bedank de gids om me mee op sleeptouw te nemen en daal terug af naar de begane grond.


We rijden verder naar her volgende meer, Lagoa do Canario. Nadat we de auto hebben geparkeerd, lopen we naar beneden het bos in en komen zo bij het kanarie meer, ook bekend als het ‘Snapchatmeer’. De lagune wordt gekenmerkt door de blauwe tinten die contrasteren met de groene vegetatie eromheen. Het Lagoa do Canario is van een onbeschrijflijke schoonheid. De wolken en de bomen weerspiegelen in het water. Hier fladdert er een klein vogeltje rond met groene en blauwe veren. Het blijkt de Azoren vink te zijn. 


We geven onze volgende bestemming in, Miradouro da Boca do Inferno, want daar willen we een wandeling maken, maar de gps slaat tilt. We rijden een heel stuk naar beneden en dan zegt dat ding dat we moeten omdraaien. Bij het terug naar boven rijden, zien we plots aan onze linkerzijde een prachtig aquaduct. Dat hebben we bij onze eerste passage niet gezien. Het blijkt de Muro das Nove Janela’s, de muur van negen ramen, te zijn. Het aquaduct is een opmerkelijk staaltje ingenieurskunst en werd gebouwd tussen de 17e en de 18de eeuw toen de hoofdstad te kampen had met ernstige waterschaarste. Het aquaduct bestaat uit een reeks bogen van zwart vulkanisch gesteente die nu overwoekerd zijn door struiken en mos, waardoor het naadloos overgaat in het landschap van het eiland. De oorspronkelijke functie was het transporteren van water van de bronnen in het binnenland van het eiland naar de stad Ponta Delgada voor gebruik in de drinkwatervoorziening en de landbouw.


Terug de auto in en verder op zoek naar het startpunt van onze wandeling. Wanneer de gps ‘bestemming bereikt’ zegt, verstaan we er niets van. We zitten terug bij dat kanariemeer. Plots beseffen we dat naast dat bos ook nog een weg was. Waarschijnlijk moeten we die hebben. We parkeren onze auto dus terug op de parking en gaan op zoek. Het is een stevige klim, maar die is het meer dan waard. Zo komen we boven op de bergkam rondom het vulkanische kratermeer.


Zelfs wanneer een bundel opeengepakte wolken zich verzamelen boven het meest bekende viewpoint van het eiland, blijft het een genot om hier even weg te dromen. De twee meren omarmd door de grootse kratermuren. Wanneer we afdalen, zijn we blij dat we het toch gevonden hebben. Een prachtig einde van de dag. We rijden terug naar Ponta Delgada en halen een lekker soepje in de supermarkt dat we in het zonnetje op een bankje bij de haven opeten. 




zaterdag 7 juni 2025

São Miguel - Ponta Delgada

Vandaag nemen we opnieuw een binnenlandse vlucht naar het laatste en grootste eiland van de Azoren, São Miguel. Dit eiland heeft de bijnaam ‘Ilha Verde’ - het Groene Eiland, dankzij de enorme uitgestrektheid van prachtige regenwouden, weilanden en bossen. Tja, groen hebben we elk eiland eigenlijk wel ervaren, dus dat kennen we al! Deze laatste dag op Pico regent het pijpenstelen en onze ruitenwissers vliegen heen en weer tijdens de korte rit naar het vliegveld. Daar aangekomen, stopt het gelukkig met regenen, zodat we toch droog in het luchthavengebouw geraken. De auto inleveren en de bagage inchecken gaat super snel. Dan kan het wachten beginnen want het vliegtuig heeft vertraging. Op Pico is geen hospitaal en er vindt net een interventie plaats. Een legerhelikopter brengt een gewonde of zieke naar een groter eiland en dat gaat uiteraard voor. Onze lifters van gisteren zijn ook toegekomen. Om half 12 stijgen we op en een uurtje later arriveren we op São Miguel.


We krijgen een spiksplinternieuwe blauwe Citroën C3 met maar 1200 kilometers op de teller en nog geen schrammetje op de carrosserie. Hopelijk kunnen we hem zo ook terug afgeven na onze dolle avonturen op het eiland. De luchthaven ligt in de hoofdstad Ponta Delgado en ons hotel Neat ligt pal in het centrum op 4,5 km. We parkeren even voor de deur om in te checken. Het is een groot hotel met 5 verdiepingen en wij slapen helemaal bovenaan. De kamer is luxueus, maar de charme van de vorige hotelkamertjes is niet te evenaren. Na het inchecken, parkeren we de auto in een van de parkeergarages want het is druk in de stad. Dat is best even wennen want we zijn de rust van de kleinere eilanden gewoon. Ondertussen is het bijna half 2 en we hebben honger, dus besluiten we de stad in te trekken op zoek naar een restaurantje. Bij het eerste café ploffen we neer op het terras. Sonja neemt een slaatje en ik ga voor een ‘Bolo lêvedo’, een traditioneel Portugees broodje, typisch voor de Azoren, met gerookte zalm. Het broodje heeft een licht zoete smaak en smaakt hemels! We kunnen Café Central iedereen aanraden.


Na de lunch starten we met onze wandeling door de stad. Ponta Delgada is gelegen aan de serene zuidkust van het eiland. Het is de hoofdstad en ook de grootste stad van de Azoren. Wat begon als een bescheiden vissersdorp groeide al snel uit tot een levendige stad. Van de 16e tot de 18e eeuw werd de drukke haven van Ponta Delgada een verplichte stopplaats en bevoorradingsplek voor schepen op weg naar Amerika en West-Indië. En in deze periode werden de kloosters, kerken en herenhuizen gebouwd die nu het straatbeeld van de oude binnenstad bepalen. Na al die prachtige natuur is het ook weer fijn om eens in een stad te zijn.


We starten aan de Portas de Cidade, een imposante toegangspoort met drie bogen gebouwd in de 18de eeuw. Volgens de plaatselijke legende zullen diegenen die onder de majestueuze bogen doorlopen, verliefd worden op Sao Miguel en er nooit meer willen weggaan. Sonja wandelt er tot 5 keer toe onderdoor dus ik ben benieuwd of ze van de stad zal gaan houden. Momenteel is ze nog niet verkocht, want ze mist de rust van de kleinere eilanden.


Aan de stadspoorten ligt ook het indrukwekkende Plaça da Municipio. Dit plein is helemaal belegd met mozaïeken en het middelpunt is het stadhuis. De stad kent tal van kerken maar de Igreja Matriz Sao Sabastiao is één van de meest indrukwekkende. Deze witte kerk met een klokkentoren is de moederkerk van Ponta Delgada. Oorspronkelijk werd ze gebouw in de 16de eeuw maar ze heeft in de loop der jaren tal van renovaties, uitbreidingen en verbouwingen ondergaan, waardoor het nu een mix aan stijlen is. Vooral het opvallende houtsnijwerk aan de buitenkant is indrukwekkend. Ze staat wel voor een stuk in de steigers.


Al slenterend door de smalle straten, snuiven we de traditionele Portugese sfeer op. De stad heeft echt een eigen karakter. De witte gebouwen versierd met zwart vulkanisch gesteente op de hoeken, geven de plaats een unieke uitstraling. Er zijn ook wel veel oude huizen die klaar zijn voor de sloop, waar de natuur de overhand heeft genomen. Het heeft wel iets die vervallen huizen. In het straatbeeld gaan oud en nieuw moeiteloos in elkaar over.


De architectuur van de stad is met z’n smalle straatjes, de opvallende bestrating en de vele witte en gekleurde huizen afgewerkt met lavasteen ontegenzeggelijk Portugees. Het is hier een pak drukker dan elders op de Azoren maar meer gecentraliseerd. Er zijn best nog plekjes in de stad waar het toerisme nog niet de bovenhand heeft. Life is easy en zo is de bevolking ook, de mensen zijn hier vriendelijk. Het woord haasten staat op de Azoren niet in het woordenboek. In vergelijking met Antwerpen is het leven hier nog wel behoorlijk rustig en ontspannen, maar we zijn natuurlijk de kleine eilandjes gewoon en dat is even aanpassen. Misschien hadden we het fijner gevonden om met dit eiland te beginnen en dan af te zakken naar de kleinere. We houden halt bij een prachtig gebouw, het voormalige klooster waarin nu het Museu Carlos Machado is gevestigd.

In de botanische tuin van Antonio Borges lassen we een korte pauze in. Deze weelderige tuin beslaat bijna 2,5 hectare en is een rustpunt in het midden van de stad. Antonio Borges bracht een opmerkelijke verzameling exotische planten en bomen uit de hele wereld mee. Zo ook twee prachtige vijgenbomen uit Australië. We wandelen over de stenen bruggen en kronkelende paden die zo uit een sprookje lijken te komen. De perfecte plek om even bij te komen.


Daarna duiken we terug de drukte van de stad in. We komen voorbij Convento da Esperança en besluiten binnen even een kijkje te nemen. Het klooster, gesticht in de 16e eeuw, valt op door de prachtige azulejos en het barokke altaar. Ook de pracht van de Heilige Christus, die in een kapel staat, is de moeite waard. Het klooster wordt nog steeds bewoond. De Azorenen zijn nog vrij katholiek en er komt dan ook heel wat volk binnen om even een wees gegroet op te zeggen. We voelen ons bijna indringers met ons fototoestel. 


Aan de promenade langs de kust ligt Forte de Sao Bras. Dit fort speelde een belangrijke rol in de verdediging van het eiland tegen piraten. Het is nog steeds een actief militair commandocentrum. Via de promenade wandelen we terug naar de parking want we willen de drukte toch even achter ons laten. We stappen de auto in en rijden de stad terug uit. Ons autootje rijdt heel zacht. Er is maar één nadeel, telkens ik meer dan 5 km boven de snelheidslimiet ga, begint er iets te piepen. Heel vervelend!


Ananas heeft een lange en fascinerende geschiedenis op de Azoren. De teelt ervan gaat terug tot de 19de eeuw. De lokale bevolking verwerkte de vrucht in allerlei gerechten. Interessant is dat Sao Miguel de enige pek ter wereld is waar ananas in kasten wordt gekweekt. Ze staan bekend om hun uitzonderlijke zoetheid en lage zuurtegraad, dankzij de vruchtbare bodem van het eiland en de precieze rijpingsmethoden die door de plantages worden gebruikt. Op nog geen tien minuten rijden vanuit de hoofdstad ligt de ananasplantage Santo Antonio. Wij krijgen eerst een film te zien en daarna mogen we een kijkje nemen in de kasten waar de ananas wordt geteeld. De rondleiding duurt niet zo lang, maar is wel interessant. We eten een ananas ijsje op het terras en dat smaakt heerlijk!


De tweede stop is bijna om de hoek van Santo António, zo’n anderhalve kilometer verderop. Hier vind je Ananases Arruda. Het is een veel groter domein en het is een beetje luxueuzer opgezet met meerdere kasten. Er is een klein cafeetje waar we op het terras wat ananassap drinken. Het smaakt lekker, maar ik had het toch veel zoeter verwacht. Ik ben natuurlijk verwend. Die uit Azië genieten toch nog steeds mijn voorkeur.


Ondertussen is het bijna 7 uur en dus tijd om terug te keren naar de stad en een restaurantje te zoeken. Het historische centrum ziet er schilderachtig uit. Al wandelend door de pittoreske straten, komen we bij A Tasca, een typische Portugese taverne waarover ik iets gelezen heb in één of andere blog. Ze staan echter tot buiten aan te schuiven en omdat we honger hebben, besluiten we toch maar elders ons geluk te beproeven. We passeren een klein restaurantje en zetten ons op het terras. We kiezen beide de kabeljauw en willen er graag een glaasje wijn bij.  Wanneer het op tafel komt, zijn we teleurgesteld. Het bord ziet er niet uitnodigend uit. Er is geen kleur te bekennen. Enkel witte kool, ongebakken ui en daarop de witte kabeljauw die ook nog eens te lang in de oven heeft gestaan. Tot nu toe het slechtste wat we deze vakantie hebben gegeten, maar wel met het hoogste prijskaartje, namelijk 54 euro. Gelukkig is de wijn wel lekker. Die is local zegt de ober ‘just like me’ en hij geeft er een vette knipoog bij. Hij flirt een beetje met ons, maar wij zijn er zo goed als zeker van dat zijn interesse toch meer naar het andere geslacht gaat. 


We waren vroeg uit de veren vandaag dus kruipen we ook  vroeg onder de wol

vrijdag 6 juni 2025

Pico - meren in het binnenland

Onze laatste dag op dit mooie eilandje! We hebben de kustlijn van Pico al volledig rondgereden dus is het tijd om naar het midden van het eiland te trekken want, geen bezoek op het eiland is compleet zonder een wandeling op de iconische berg Pico. Om de top te bereiken moet je minimum 5 uur rekenen en dan nog eens 4 uur om terug af te dalen, dat zien we beiden niet zitten met dit weer. Pico zit voor de verandering weer met zijn neus in de wolken. Maar rond de Pico zijn enkele prachtige meren, waartussen we een wandeling kunnen maken met zicht op de adembenemende berg. In plaats van hem op te klauteren, gaan we hem dus begluren vanuit de diepte. Hopelijk is het weer en de bewolking ons goed gezind eens we op pad zijn, want in dit gedeelte van het eiland kan dat weleens lastig zijn. 


Hoewel Pico het grijze eiland wordt genoemd is echt niet alles grijs en grauw. Uiteraard is de natuur op Pico erg ruig, vooral dan aan de kust. In het binnenland is er echter een groene hoogvlakte met indrukwekkende, begroeide bergkammen, waar elk moment mysterieuze mistflarden doorheen kunnen trekken. We ontdekken weer een andere kant van het eiland. We rijden vanuit Madalena over de EN3, ook wel bekend als Longitudinal. Het is de langste weg van het hele eiland en brengt ons helemaal tot in de bergen met onderweg  waanzinnige zichten. Hier is er duidelijk meer groen, met drassige weilanden en meren, waar vee vrij kan rondlopen. De stenen, roosters en bomen zijn begroeid met alle kleuren mossen. De vulkaan op de achtergrond met steeds wisselende wolkenpartij houdt ons gezelschap.


We wijken even af van onze route, want we zien een bord staan naar Montanha do Pico en ik wil wel eens zien tot hoe hoog we geraken met de auto. Gelukkig is Sonja even avontuurlijk aangelegd en is ook zij heel benieuwd. De top ligt op 2351 meter boven zeeniveau. De meest recente uitbarsting van de vulkaan heeft plaatsgevonden in december 1720. Hoewel de vulkaan nog steeds ‘leeft’, is er al een tijd geen significante activiteit geregistreerd. De vulkaan wordt dagelijks goed gemonitord. We hoeven dus niet bang te zijn dat hij gaat uitbarsten. Het is een smal bergweggetje met heel wat putten, maar wat een uitzicht! We zien de temperatuur met 10 graden dalen en wanneer we even uitstappen, merken we dat ook.


De weg eindigt op een parking, vanwaar alle wandelingen naar de top van de berg starten. Er staan best veel auto’s, dus waarschijnlijk zijn die van nog grotere avonturiers, die voor dag en dauw aan de beklimming zijn begonnen. Er komt weer een flinke mist opzetten en het terug naar beneden rijden, gebeurt nu iets langzamer. We weten dat het vee hier vrij rondloopt en vermits koeien geen mistlampen hebben, moet ik zeer voorzichtig zijn. Plots duiken er enkele op voor de auto en je ziet ze denken ‘dit is wel ons terrein’. Het duurt dus even voor ze opzij gaan. Erg vinden we dat niet, want we vinden het super om naar ze te kijken. Sommige exemplaren hebben een grappige kuif, net zoals Kuifje. 


Eenmaal terug op de hoofdweg, starten we onze roadtrip naar het ‘lake district’ dat dus centraal op het eiland ligt. De weg langs de meren is adembenemend mooi, zelfs in dit weer met mega veel bewolking. Ons eerste meer voor vandaag is Lagoa do Capitao. Wanneer we de parking oprijden, zien we het meer al liggen. Enkele wilde eenden komen ons verwelkomen.


We parkeren de auto, trekken onze wandelbottines aan en gaan op pad. Hier kunnen we echt de natuur voelen en genieten van de frisse lucht. Het is wel opletten geblazen want dit is ook de thuis van vele koeien en die laten al wel eens een verse drets achter. Ja, Sonja is beter voorzien dan mij, met haar wandelbroek. Daar heb ik vanmorgen niet goed over nagedacht! Gelukkig heb ik wel mijn bottines in de auto gezet. Wij vinden deze plek echt magisch. We voelen ons hier helemaal zen. Om de zoveel minuten verdwijnt de berg op de achtergrond helemaal in de mist, tot een windje de bewolking wat verdrijft en de top weer zichtbaar wordt. 


Even verderop draait de weg en Sonja roept ‘oh nog een meer’, maar het blijkt de zee in de diepte. Daar schijnt de zon volop! Na een tijdje komen we terug bij het meer, althans daar waar we gestart zijn, maar het meer is verdwenen. Er heeft zich een dichte mist gevormd en we zien geen steek voor ogen. Met knikkende knieën rij ik terug naar de hoofdweg. Het scheuren door de bochten, wordt dus tot een minimum beperkt. Het is zo’n weer waarbij je thuis je huis niet zou uitkomen en in een zeteltje een boek zou lezen met een tasje thee. Enig verschil is dat hier de temperatuur wel aangenaam blijft.


De weg naar het oosten van het eiland brengt ons dwars door het kraterlandschap en de hooglanden heen. Af en toe is het zicht oké en soms rij ik door flarden mist maar zolang ik de weg kan zien, vind ik het wel spannend en leuk. Koeien staren ons aan wanneer we voorbij rijden. We passeren een waterplas vol kikkerdril. Ook al is het geen echt meer, toch zijn we wel nieuwsgierig, dus parkeren we de auto aan de kant van de weg. Wanneer we uitstappen, horen we duizenden kikkers kwaken. Het geluid is best indrukwekkend en we worden er heel blij van. We zien de plas welgeteld 10 seconden en dan is hij opnieuw verdwenen in de mist. 


Het hooggelegen meer Lagoa do Calado ligt op het Achada-plateau en is het grootste meer van het eiland. Het water is helder en wordt sinds 1993 gebruikt voor de watervoorziening. Van boven hebben we een mooi zicht maar we besluiten er toch ook even naartoe te rijden. Eenmaal daar begint het lichtjes te regen dus zitten we snel weer in de auto. De regen is hier eigenlijk - ik kan het niet anders omschrijven - een natte wind: soms komt er in een harde windvlaag wat regen mee. Natter dan dat wordt het niet, maar de zon gaat het hier in de bergen niet winnen vandaag. 


Aangekomen bij Lagoa Seca, wanen we ons in Canada. Het meer heeft een diepte van ongeveer 16 meter en wordt gevoed door een bron die ontspringt bij Pico dos Sete Pés. Het is omzoomd door een bos pijnbomen. Indrukwekkend! De regen is gelukkig alweer gestopt. 


Lagoa do Paul is het volgende meer op onze route, maar hoe hoger we klimmen, hoe dichter de mist wordt. We rijden echt off road en Sonja merkt op dat we ook off line zijn. Op gevoel verder dus! Volgens haar plannetje loopt de weg waarop we rijden, recht naar het meer. ‘Als je nattigheid voelt, zijn we er’, zegt ze al lachend. Het weggetje ernaartoe met hoegenaamd geen zicht, is op z’n zachts gezegd ‘spannend’, maar het is de klamme handjes meer dan waard. Bij Lagoa do Paul aangekomen, maakt mijn hart een sprongetje, wat is het hier mooi! Het voelt alsof we een geheim hebben ontdekt, een pareltje van de natuur alleen voor ons met vulkanische heuvels overal om ons heen. De hardnekkige mist die ons nog steeds achtervolgt, geeft het een mysterieuze aanblik. 


Wat een prachtig groen landschap. Wanneer we onze ogen sluiten en luisteren, horen we enkel vogeltjes fluiten. Vroeger wasten vrouwen uit het dichtstbijzijnde dorp hun kleren in dit meer. We kunnen ons voorstellen welke afstanden ze moesten afleggen om er te komen, maar ook hoe opwindend het was om samen en alleen te zijn, ver van de mannen. Met pijn in het hart, verlaten we deze mooie plek, want we moeten verder. Het weer wordt er niet beter op.


Het laatste meer dat we moeten passeren, is Lagoa do Rosadá, maar dat laat zich aan ons niet zien. We rijden puur op kaart nu, want onze telefoon heeft geen bereik meer. Zolang de weg smal is, gaat het nog maar dan komen we op een grote open plek en ik zie niet meer welke kant ik uit moet. Volgens de kaart zouden er drie wegen moeten zijn, maar ik zie er maar twee. We moeten terug die berg af maar de weg naar beneden is een nog smallere zandweg en dat zie ik niet zitten. Gelukkig komt er net een boer aangereden. We houden hem tegen en vragen hem welke weg we moeten nemen. Hij spreekt enkel Portugees maar zegt rechtdoor. Dan zie ik de weg die 2 seconden geleden nog achter een witte muur verscholen ging. 


We rijden een tijdje achter hem aan maar hij peert er goed vandoor met zijn camionette. Ik weet hem maar net bij te houden. Wanneer we aan een splitsing komen, zegt Sonja dat we volgens de kaart hier de weg rechts naar beneden moeten nemen. De man stopt echter en stapt samen met zijn vrouw op ons toe. Hij heeft een karaktervolle kop, zij mist enkele voortanden, maar beiden hebben wel een brede glimlach op hun gezicht. Ze proberen ons duidelijk te maken dat de weg naar rechts geen goede optie is. We denken te begrijpen dat de weg vol grote putten zit en dus niet haalbaar voor onze stadsauto. Dankbaar, nemen we afscheid van dit lieve koppel en gaan dus links. Een beetje omweg volgen Sonja, maar misschien toch wel de betere keuze. Halverwege de afdaling, verdwijnt eindelijk de mist en komt de zon tevoorschijn. We besluiten door te rijden tot in Lajes do Pico om opnieuw te lunchen bij Ritinha. De eigenaar ontvangt ons met open armen en vraagt wat we vandaag willen eten. We laten hem beslissen welke twee visjes hij ons wil voorschotelen. Het wordt een brochette met scampi en bonito (smaakt naar tonijn) en een Guelly Jack (een heerlijke witte vis). We nemen zelfs nog een koffie en een ijsje want dat hebben we wel verdiend na deze spannende voormiddag.


In de late namiddag, rijden we terug richting Madalena en ik heb het lumineuze idee om opnieuw dwars door het eiland te rijden. Misschien weerspiegelt nu de Pico in het eerste meer dat we vanochtend gezien hebben. Dat zou pas echt prachtig zijn. Dat blijkt dus geen goed idee! We voelen al nattigheid wanneer we halverwege de berg zijn. De mist is er nog steeds en eenmaal aangekomen bij het meer, zien we niets, behalve een witte muur rondom ons. ‘Wow wat een prachtig meer’, zegt Sonja. Ik krijg er de slappe lach van. Terug op de hoofdweg, zien we drie mensen lopen in de verte. Ik heb er medelijden mee en hoewel ik normaal nooit lifters meeneem, stop ik nu wel. Het blijkt een Duits koppel en een Belgisch meisje die al een tijdje onderweg zijn maar ook overvallen werden door de mist. Ze zijn zo dankbaar dat we ze meenemen. Mijn goede daad van de dag! We zetten ze af in São Roque do Pico en nemen afscheid. Waarschijnlijk zien we ze morgen terug op het vliegveld, want ook voor hen is het de laatste dag op Pico. 


We rijden verder langs de kust naar Madalena maar besluiten nog een laatste stop te maken bij de Gruta das Torres. Waze leidt ons alweer via een binnenweg, die heel uitdagend is voor ons autootje, naar de grot. Deze werd ongeveer 1500 jaar geleden gevormd tijdens een uitbarsting in Cabeço Bravo. Op internet hebben we gelezen dat ze gesloten is maar er is wel een bezoekerscentrum. Dit is heel mooi opgezet. Het gebouw bestaat uit lavasteen aan de buitenkant. Binnenin werd een glazen wand gezet. Prachtig van architectuur. We krijgen eerst een film te zien. Daarna gaan we met een medewerker wel naar de ingang van de 5 km lange lavabuis, maar het is te gevaarlijk om naar binnen te gaan. Jammer maar misschien lukt het op São Miguel wel.


Na deze bewogen dag, zijn we blij eindelijk terug in ons appartementje nog wat te chillen. Morgen start de laatste etappe van onze reis. We kunnen wel zeggen dat we Pico in ons hart gesloten hebben. We kregen een authentieke glimp van de lokale cultuur, genoten van een adembenemend contrast tussen de weelderige tropische vegetatie en het grimmige zwarte lavagesteente en dronken heerlijke wijn! Ja, Pico is tot nu toe één van  onze favoriete eilanden: die ruigere sfeer en het gevoel het hele eiland voor onszelf te hebben.