dinsdag 17 december 2002

Yangon

Na het ontbijt gaan we naar het stadscentrum en zoeken we nog enkele interessante locaties op. Zo nemen we onder meer een kijkje in het Nationale museum. We krijgen ook de tijd om rustig te shoppen in de overdekte Scott Market. Wanneer we terug naar het hotel gaan, worden we plots met het plaatselijke vervoer geconfronteerd. Onze gids had gehoord dat enkele onder ons wel eens met de Birmaanse lijnbus wilden meerijden. Héél leuk was dat. Vooral de reacties van de Birmanen zelf was goddelijk. Ze konden maar niet begrijpen dat de rijke toeristen een bijna uiteenvallende bus verkozen boven de luxe tourbussen. Zoals beloofd tijdens de eerste dag van ons bezoek in Birma, bezoeken we ’s avonds de prachtig verlichte Shewedagon pagode. Dit is de grootste tempel van Myanmar. Er wordt gezegd dat er 8 haren van Boeddha bewaard worden. Hierdoor is het één van de belangrijkste boeddhistische bedevaartsoorden ter wereld. Men heeft hier niet op een centje gekeken. De 98m hoge stoepa is bekleed met naar schatting 60 ton zuiver goud en rond de spits kleven een paar duizend diamanten en edelstenen met als toetje een diamant van 76 karaat. Net zoals in alle andere heiligdommen van Birma, kom je er niet in met je schoenen aan. Alles op blote voeten dus maar dat zijn we ondertussen wel gewend. De verlichting, de pelgrims, de sfeer die tegelijk devoot en vrolijk is en het onvoorstelbare aantal Boeddha beelden in alle mogelijke groottes, houdingen en uitvoeringen maken deze pagode echt de moeite waard. En zoals verwacht is ze bij avondschemering sprookjesachtig mooi. Ons laatste avondmaal brengen we in stijl door. Een Fransman die zich in Birma heeft gevestigd, opende er een gezellig restaurant, Le Planteur.  Het eten is verrukkelijk en ook de omgeving is prachtig. We zitten in een mooie tuin en de temperatuur is werkelijk ideaal. En dan te weten dat het thuis nu guur weer is.  Iedereen voelt zich goed en triestig tegelijkertijd. We moeten hier afscheid nemen van een prachtig land en zijn uitzonderlijke bevolking. Dominique is als een vriend voor ons en we hopen dat we hem ooit nog eens terug zien. We geven hem een echte ‘gouden handdruk’ en kunnen onze traantjes moeilijk bedwingen. 

Deze reis was echt uniek. Wat we in Myanmar aantroffen, zagen we in geen enkel ander Aziatisch land. Het land van gouden pagodes, kloosters en tempels is met niets te vergelijken. De sfeer is ontspannen, de mensen zijn arm maar vriendelijk, beleefd en zachtaardig. Buiten de steden domineren karren, voortgetrokken door waterbuffels. Er heerst rust en gemoedelijkheid in het schilderachtige platteland. Vrouwen en mannen in lange wikkelrokken, de gezichten ingesmeerd met thanaka en overal die opgestoken hand en die vriendelijke lach. Een aanrader!

maandag 16 december 2002

Inle meer - Yangon

Na het ontbijt varen we voor de laatste keer het Inle meer op. Het is een poëtisch beeld, de lichte nevel boven het water, de heuvels op de achtergrond, de bootjes met vissers en de drijvende tuinen. Het is vroeg in de ochtend en nog koud en zijn dan ook blij wanneer we op onze bestemming zijn. Dominique heeft enkel T-shirts bij, Erwin heeft er medelijden mee en geeft hem zijn trui. Zo fier dat hij is met zijn nieuwe aanwinst, echt aandoenlijk. Midden op het meer wordt er voor ons een bootrace gehouden. Gesterkt door onze aanmoedigingen zetten lokale Intha roeiers hun beste beentje voor. Onze mannen mogen ook mee doen en uiteraard wint de boot waar onze mannen op zitten! Wanneer we later die dag weer aan land gaan, passeren we de markt. Mensen bieden hier hun koopwaar aan. Ondanks de regenbui genieten we toch van onze wandeling. Alvorens we ons naar de luchthaven begeven, stoppen we nog even bij het Yaunghwe Kyaung klooster met zijn opvallende ovale ramen. Dit klooster is meer dan 100 jaar oud en wordt nog steeds bewoond door talrijke monniken. Ze poseren maar al te graag in de ovalen ramen en zijn blijkbaar gewend aan de toeristen. Ginette die serieus last heeft van haar knie, wordt deskundig opgevangen wanneer we aan de luchthaven komen. Met een rolstoel wordt ze naar de vertrekhal gebracht. In de late namiddag vertrekken we opnieuw richting Yangon. Bij aankomst genieten we nog even van een drankje op het terras van ons luxe hotel Nikko Royal Lake Yangon, dat fraai gelegen is aan de oever van het Kandagyi meer.

zondag 15 december 2002

Inle meer

Na het ontbijt begeven we ons naar een Padaung dorp waar we de vrouwen met de gouden ringen aantreffen, ook wel ‘langnekken’ of ‘giraffevrouwen’ genoemd. Vanaf hun 5de jaar krijgen de meisjes een spiraal van messing ringen om de hals. Deze spiraal drukt de nekspieren omlaag waardoor de indruk van een verlengde hals wordt gewekt. Nadien begeven we ons op het schilderachtige Inle meer. Het 20 kilometer lange en vijf kilometer brede meer is echt een hoogtepunt van deze reis. Het meer ligt in een kom van groen en tegen de blauwe lucht zien we prachtige witte vogels zweven. Dit is een plek om tot rust te komen en te genieten. De vissers ontwikkelden hun eigen roei- en vistechniek. Vanuit hun wankele bootje obersveren de Intha roerloos het vlakke wateroppervlak op zoek naar luchtbelletjes. De vissers zetten vervolgens hun grote kegelvormige bamboekorf op de plaats van de luchtbelletjes en laten de korf tot op de bodem zakken, zodat de vis omsloten is er erin verstrikt raakt. Rechtstaand met één been steunend op het achterste gedeelte van het platte bootje en met het andere been geklemd om de roeispaan, zorgen de Intha ervoor dat ze tijdig de planten in het ondiepe water kunnen ontwijken. Het Inle meer is een rimpelloos, ondiep water en vormt het leefgebied van de Intha. Zij wonen in paalwoningen verspreid over verschillende dorpen rond het meer. De in groten getale voorkomende wilde waterhyacinten, vastgehecht met bamboestokken in de bodem en afgewerkt met een vruchtbare modderlaag, vormen de natuurlijke akkers of ook wel drijvende tuinen genoemd. We meren aan in het 250 jaar oude Nga-Phe-Chaung klooster, ook wel het ‘kattenklooster’ genoemd. Bij aankomst merken we onmiddellijk de tientallen poezen op die ons al liggen op te wachten in het zonnetje. De monniken die er wonen hebben de katten afgericht en geleerd om eenvoudige kunstjes te brengen zoals het springen door een hoepel. Het houten klooster op palen dateert van 1845. We houden ook even halt bij het primitieve atelier van een parelzetter. De kleine pareltjes worden door deze dame vakkundig tot een halsketting verwerkt. We gaan opnieuw aan land in Indain, een dorpje dat zo’n 1.000 pagodes telt en opgetrokken is in rode steen. We passeren heel idyllische plekjes en zien talloze vrouwen sleuren met takken en riet. Ja, de vrouw werkt hier echt wel veel harder dan de man. De weg die ons naar de ruïnesite leidt, is bezaaid met gaanderijen vol met winkeltjes en het is hier dat we een prachtige mand kopen. We hebben er al één maar het verkoopstertje blijft ons volgen en de prijs is op de duur zo belachelijk laag dat we niet meer durven afdingen. Het lijkt wel of de tijd hier is blijven stilstaan. Schoorvoetend overmant een sluipende vegetatie iedere stupa. Hier zou ik uren kunnen blijven zitten, zo mooi vind ik het. Onderweg komen we enkele Pa_O tegen die nog steeds gekleed zijn in hun traditionele donkere kleding met gekleurde tulbanden, gemaakt van Chinese handdoeken. We lunchen aan het meer en zoals steeds is het weer overheerlijk. We eten meestal Thais, Chinees of Indisch want de Birmaanse keuken heeft niet zo veel variatie. Onderweg passeren we een bouwwerf waar met behulp van bamboestokken een stelling werd gemaakt. Onvoorstelbaar dat die dunne takjes zo’n gewicht kunnen dragen. Wanneer we halt houden in een weverij zien we een meisje tussen de weefgetouwen rustig genieten van een middag dutje. Het leven rond het meer gaat z’n gewone gangetje. Kinderen poetsen hun tanden in hetzelfde water als waar moeder de kleren in wast, vader de boot in repareert of oma haar behoefte net gedaan heeft. Ongelofelijk dat mensen op die manier kunnen leven en één zijn met al het water om hen heen. Aan de rand van het meer zien we plots een prachtige pagode en we besluiten hier ook even halt te houden. Hier ligt een wel heel prachtige boot, helemaal in hout uitgehouwen en bedekt met goudblaadjes. Na een tijdje veranderen we van koers en varen onder het waakzame oog van onze behendige stuurman via een kronkelende versmalde watergang terug naar het hotel. In de haven liggen alle boten bij elkaar en dat levert een mooi plaatje op. 

zaterdag 14 december 2002

Heho

Bij het ontwaken, merken we dat het water met bakken uit de hemel valt. Even paniek maar na het ontbijt trekt de hemel weer open en schijnt de zon. We zoeken de gezellige drukte op van de plaatselijke, exotische markt. Het is een komen en gaan van ontelbare, keurig uitgedoste bergvolkeren die hun verse waar aan de man proberen te brengen. Voor dit soort marktjes heb je vaak wel een ietwat sterkere maag nodig dan de gemiddelde mens want verwacht hier niet dat de kip al gefileerd en voorverpakt op de toonbank ligt. Wil je een stukje kip? Geen probleem, met drie ferme slagen van de bijl is het geregeld. En als je nog graag een gefrituurde kakkerlak wenst, dan kan je gewoon bij het kraam daarnaast aanschuiven. Op weg naar de luchthaven, zien we nog een bende monniken met hun bedelnap door de straten lopen en stoppen we nog even bij een lange houten loopbrug met een zeer passende tekst op de achtergrond 'Have a nice life'. Dat gaan we zeker proberen. Bij aankomst in Heho, na een vlucht van 55 min, nemen we een kijkje in de Payagyi pagode waar talrijke Boeddhabeelden ons aanstaren. De muurschilderingen zijn wat vervallen en kunnen best een opknapbeurt gebruiken maar desalniettemin zijn we onder de indruk. Iedereen is blij wanneer we naar het hotel gaan want de vermoeidheid van de laatste dagen speelt iedereen parten. ’s Avonds is er een Birmaanse show in het Hu Pin hotel waar we logeren, maar iedereen kruipt nadien onmiddellijk onder de wol. Erwin gaat nog even een wandeling maken. Vandaag heeft hij van een mannetje een stuk beeld gekocht, afkomstig van een heilige tempel. Walter zei ons echter dat het meenemen van een heilig beeld strafbaar is en dat de gids daardoor zijn vergunning zou kunnen verliezen. Ondanks dat we het eerlijk betaald hebben, willen we het risico niet lopen dat Dominique zijn vergunning zou verliezen. Erwin zet het beeld bij een andere tempel in de stad. Jammer maar helaas

vrijdag 13 december 2002

Kyaing Tong

De 4x4 wagens staan ons reeds op te wachten maar van zodra we de eerste modderweg inslaan, zitten we al vast. Enkel onze chauffeur kan er door. Iedereen besluit mee te helpen. Ja, zelfs Simonne gaat op zoek naar takken om in de modder te leggen. Na ongeveer 20 min zijn alle wagens voorbij dit moeilijke stukje weg gepasseerd. Onderweg begint het dan nog eens zachtjes te regenen en onze gids Walter besluit dan maar een paraplu boven te halen. Wij zitten lekker binnen met onze grappige chauffeur en ook al doet hij zijn best, hij kan geen woord Engels. Onderweg komen we nog een Birmaans mannetje tegen die volgens ons nog nooit een toerist gezien heeft. Zijn mond valt open van verbazing. In deze indrukwekkende natuur maken we opnieuw kennis met enkele etnische bevolkingsgroepen. Eerst brengen we een bezoek aan de Ann die er een eigen geesteswereld op na houden. Beland in dit dorp dat eenvoudig opgetrokken bamboehutten en paalwoningen telt, zetten we een stap terug in de tijd. Hun serene, zwarte kledij wordt opgesmukt met eenvoudige zilveren juwelen. Ze zijn eerst heel terughoudend maar wanneer Paul begint te goochelen, komen ze allen dichterbij en houden ze geen rekening meer met de camera’s. Ze lachen hun tanden bloot en we kunnen zien dat ook hier de nationale drug goed ingeburgerd is. We komen en meisje tegen dat zich heel mooi opgemaakt heeft met de thanakapasta. Ze lijkt wel een poes. Erwin is helemaal in de ban van deze natuurlijke schoonheid. We passeren enkele dorpjes en zien enkele monniken een partijtje ‘chinlon’, Birmaans voetbal, spelen. Hiervoor gebruiken ze een houten bal. In Birma zijn deze overal te koop en enkel medereizigers nemen ze mee als decoratie. Gezapig zetten we onze tocht verder. De weg slingert langsheen rijstvelden, bamboebossen en groene heuvelruggen. Onderweg zien we een man met een rieten zeef en Erwin vraagt hem wat deze moet kosten.  Ook hier bekijken ze hem met een blik van ongeloof.  Zo’n oud ding wil toch niemand? Na lang onderhandelen, accepteert hij dan toch ons geld. Voor ons peanuts maar voor de Birmaan een hele rijkdom. Uiteraard moet ik er nu wel de hele weg mee sleuren maar ze is zo mooi dat ik dat helemaal niet erg vind. In de verte zien we al de nederzetting van de Zilver-Palaung. Deze minderheidsgroep is iets rijker dan de andereen en dat is duidelijk te merken aan hun kledij maar ook aan de aanwezigheid van buffels, varkens en eenden. De vrouwen vullen hun dagen met het weven van prachtige stoffen. Erwin vindt een stukje stof in de modder en besluit het mee te nemen. Na een wasbeurt zal het er zeker prachtig uit zien! We lunchen in de natuur. Onze 4x4 rijdt rustig verder maar de anderen zijn weer vastgereden in de modder. Even uit de auto dus want het is zo verschrikkelijk warm. In de schaduw van de bomen maakt onze gids een praatje met een passerende Akha vrouw. Ik geef haar een busje melk en ze lacht me vriendelijk toe. Onmiddellijk wil ze met me op de foto. Onderweg zien we een Birmaanse vrouw die lekker uitziende pannenkoeken aan het bakken is. Volgens de gids worden ze gemaakt van dierlijk vet en is het hier een specialiteit. Dat moeten we dus eens uitproberen. Daar het vrouwtje geen Engels spreekt en ik niet weet hoeveel ik moet betalen, geef ik haar het kleinste wat ik in mijn zakken heb (5 BF) maar wat blijkt, dat is veel te veel en ze geeft me pannenkoeken voor de ganse groep. We zetten onze tocht verder en zien onderweg vrouwen sleuren met zware zakken. Hier wordt nog echt gewerkt! In het volgende dorp lopen bijna alle inwoners nog in hun traditionele klederdracht. Ze zijn er wel iets teruggetrokkener en willen liever niet op de foto. Ook deze bevolkingsgroep leidt een agrarisch bestaan: rijst is de voornaamste voedingsbron waarnaast het telen van o.a. bonen, erwten, mais en sesam een dankbare aanvulling is. Eén meisje is heel erg nieuwsgierig en komt even kijken naar al die vreemde blanke mensen. We nemen snel een foto en dan is ze weer verdwenen. De hygiëne in dit dorp is redelijk ook al lopen er overal varkens en kippen rond. Ook hun kledij is zuiver in tegenstelling tot andere armere minderheidsgroepen die we vandaag zijn tegen gekomen. Na de unieke ervaring en de kennismaking met de meest verscheiden volkeren, houden we nog even halt bij warmwaterbronnen. De lava verspreidt een indringende geur van rotte eieren en een dame komt ons demonstreren dat er wel effectief eitjes gekookt kunnen worden in het hete water. Erwin en Walter nemen nog vlug een stoombad alvorens we terug naar het hotel gaan.

donderdag 12 december 2002

Kyaing Tong

Na het ontbijt rijden we naar de luchthaven van Heho en lunchen daar in een klein restaurantje. Tijdens het eten worden we volledig gemasseerd door een wel heel speciale man. Hij lijkt precies te weten waar hij moet drukken en wrijven om al onze spieren terug los te krijgen. We voelen ons fitter dan ooit. De vlucht duurt 1u30min en we komen omstreeks 14u in Kyaing Tong aan. We zitten in de Shan staat van Myanmar en dit is een landbouw gebied bij uitstek en de thuis van verschillende bergstamvolkeren. Na het inchecken vertrekken we onmiddellijk per 4x4 naar een Akha dorp. Onderweg zien we een boom waarin tientallen mega grote bijennesten hangen. Wanneer die uitvliegen, wil ik niet in de buurt zijn! Het dorp van de Akhu is op een heuvelflank gebouwd en daar het de laatste dagen heel hard geregend heeft hier, is de weg er naartoe heel erg glibberig. Met behulp van een stok komen we toch veilig boven. Van origine komen de Akha uit de in het zuidoosten van China gelegen provincie Yunnan. Ze leefden daar in de bergen langs de Red- en de Black River. Door de eeuwen heen verhuisden ze naar o.a. Birma. Hun huizen zijn volledig uit riet en bamboe opgetrokken. De nieuwsgierigheid van de inwoners krijgt de bovenhand en lokt de eerder schuwe Akhu uit hun woningen. We kunnen geen leeftijd plakken op de mensen hier maar we zien een vrouwtje dat toch minstens 80 moet zijn. De vrouwen zijn gemakkelijk herkenbaar aan hun helmachtige hoofdtooi versierd met zilveren bolletjes, kralenkettinkjes, geverfde veertjes en bont. Hun onderbenen zijn omwikkeld en rond de heupen dragen de dames een korte rok die bijna tot op de knieën reikt. Rond de taille hebben ze een sjerp waarvan de uiteinden aan de voorkant over de korte rok vallen. Een doek loopt via een van de schouders over de borst naar het middel. Daarover dragen de dames veelal een zwart jack met lange mouwen. Het jack, de beenwikkels en sjerp zijn in heldere kleuren geborduurd en versierd met kralen, zaden, schelpen en zilver. Hier geniet ik van – mensjes kijken – maar jammer genoeg hebben we nog een hele weg te gaan dus langzaam banen we ons een weg terug naar beneden. Dat is mogelijk nog gevaarlijker in die modderstroom dan de weg naar boven. Onderweg zien we een kerstroos. Bij ons een klein plantje, maar hier een enorme struik.

woensdag 11 december 2002

Palaung Hill

Vandaag mogen we uitslapen tot 7u30 en dan trekken we een volledige dag de indrukwekkende Birmaanse jungle in. Met onze tropenbroek aan, voor de beestjes, passeren we beboste heuvels, theeplantages en rijstvelden. We banen ons een weg naar Palaung Hill. De natuur is hier prachtig en we genieten met volle teugen. Slechts éénmaal zien we een slang over de weg kruipen maar ze is sneller verdwenen dan ze is gekomen. Zigzaggend door een patchwork aan groen- geel- en bruin getinte akkers, doorkruisen we de vruchtbare valleien van het Shanplateau. De gids leidt ons langsheen dunne paden en over een meer maar we zijn er allemaal gerust in … hij kent de weg. In Palaung Hill genieten we van een lekkere lunch en het uitzicht krijgen we er gratis bij. Tante Simonne die de grote klim naar Palaung Hill niet aankon, is per ossenkar gekomen en arriveert net wanneer wij aan onze lunch beginnen. Haar achterste doet pijn zegt ze. Ja, heel comfortabel zit zo’n kar natuurlijk niet. Dat zullen ook Ginette en ikzelf later op de dag beamen. Na de lunch bezoeken we de nederzetting van de Palaung, die tot het Mon-Khmer volk behoren. Bijzonder zijn hun primitieve en karakteristieke ‘longhouses’ waar verschillende families wonen en waar een oude stamvader regeert. De Palaung vrouwen onderscheiden zich opvallend door hun rode sarongs die met dito kleurige bamboestrengen rond hun middel worden vastgesnoerd. Dit is het meest armoedige dorp dat we tot op heden hebben bezocht. De terugweg besluiten Ginette en ikzelf ook per ossenkar te doen en ja hoor, ook ons achterwerk doet pijn.  Langsheen hobbelige, smalle weggetjes moet dat arme beest ons voort trekken. De bus staat ons op te wachten maar Erwin en Guy zijn er nog niet. Iedereen denkt dat ze verloren zijn en de bus vertrekt zonder hen. Bernadette en ikzelf zijn er niet gerust in en worden een beetje boos op onze gids. We besluiten later met een taxi terug te keren. Wanneer we echter in het Pine Hill Resort aankomen, zien we beide heren al helemaal gewassen een aperitiefje nuttigen op het terras. Ze waren gewoon doorgelopen naar het hotel en onze gids was hiervan natuurlijk op de hoogte. Er wordt hartelijk gelachen met onze naïviteit

dinsdag 10 december 2002

Kalaw

Om 6u30 vertrekken we want er staat een lange busrit naar Kalaw op het programma. We hebben een rit van 270 km voor de boeg en daar wordt vlotjes 7u voor uitgetrokken. Het illustreert de kwaliteit van het wegennet dat gaat van matig, slecht tot heel slecht. Gelukkig is er zoveel "couleur locale" te zien onderweg dat we ons geen moment vervelen. We komen langs pittoreske dorpjes en af en toe stoppen we om onze benen even te strekken. De mensen zijn gastvrij en vriendelijk. Hier wordt de rijstoogst nog met de hand van het veld afgehaald.

maandag 9 december 2002

Amanapura-Mandalay

’s Morgens brengen we een bezoek aan een ouderlingentehuis en merken al gauw dat dit niet echt een gezellige plaats is om oud te worden. Er hangt een indringende geur en de accommodatie is ook niet zo schitterend. We zien een vrouwtje van 82 jaar. We bezoeken nadien het Mahagandayon klooster in Amarapura. In dit vermaard opleidingscentrum huizen meer dan 1000 monniken. We komen net op tijd om ze te zien aanschuiven met hun bedelnap om voedsel in ontvangst te nemen. Ze zitten aan lange tafels en eten in stilte. De ‘big chief’ zit aan een afzonderlijke tafel en heeft tientallen potjes staan met allerlei lekkernijen. Dat wat de monniken eten, ziet er heel wat minder appetijtelijk uit. We wandelen vervolgens nog even door het klooster en merken een meisje op met prachtige thanaka versieringen op haar gezicht. Daar heeft ze echt werk van gemaakt. Ze krijgt dan ook van iedereen in de groep lekkere snoepjes … haar dag is weeral goed! We lunchen in het hotel en Erwin maakt nog vlug even een foto bij de ingang waar een reuzegrote kerstboom staat. Het doet wel raar om overal kerstliedjes te horen en kerstbomen tegen te komen bij temperaturen van meer dan 35°C. Na de lunch vertrekken we richting Mandalay Hill. Met z’n drieën (John, Erwin en ik) beginnen we aan de grote klim. 900 trappen dit keer en ja weer op blote voeten. De tocht brengt ons langs een overdekte trappengang die begint tussen 2 enorme leeuwen. Op verschillende tussenverdiepingen staan grote Boeddha beelden en zien we mythische taferelen. De anderen rijden met 4x4 wagens naar de top. Het uitzicht boven is ongelofelijk. De gaanderijen in spiegelglas weerkaatsen prachtig in de avondzon. In de late namiddag rijden we opnieuw naar het hotel. De fiets is in Birma alom vertegenwoordigd, vooral ’s morgens en ’s avonds krioelt het van de fietsers op straat. Volgens onze gids is een fiets echter heel erg duur voor de gemiddelde Birmaan. Ze moeten enkele maanden sparen alvorens ze er eentje kunnen kopen. Diegenen die dit niet kunnen betalen, nemen de bus. 

zondag 8 december 2002

Mingun-Inwa

Rond 8u vertrekken we voor een mooie wandeling door de smalle straatjes van Mandalay. Het enige waar we nog niet echt aan kunnen wennen, is dat de Birmaanse mannen hier voortdurend kauwen op de arekanoot en het rode goedje op de grond spuwen. Her en der zien we ook het bewijs nog glansrijk op de grond liggen. Maar ach, als dat het enige negatieve aan dit land is… In een atelier zien we hoe goudblaadjes worden gemaakt. Een mensonterende job. De mannen doen in 6,5 uur tijd 15.000 slagen en dit is goed voor 600 goudblaadjes. Na enkele jaren is hun rug kapot. De vrouwen verpakken de blaadjes. Erwin besluit enkele pakjes mee te nemen voor de poort van zijn ma. Ik vraag me af wie er thuis dat werkje gaat opknappen. Aan de overkant van de straat zen we een illegale vellenverkoper. Hij maakt allerlei gebruiksvoorwerpen van slangenleer. Langs de majestueuze Ayeyarwady rivier varen we naar Mingun, een stad die enkel per boot bereikbaar is. In de haven is het een drukte van jewelste. Er wordt gewerkt, vuil gestort (het stinkt verschrikkelijk) en tussen dit alles zien we een klein kindje rustig van zijn ontbijt genieten. Smakelijk! Ook de was wordt in dit smerige kleiwater gedaan. Bij het zien van dit alles, zijn we ons toch even bewust van de luxe die wij in België hebben. De stralend witte Hsin-byume pagode doet ons denken aan een enorme suikertaart. Zeven golvende terrassen lopen kringvormig om de pagode en symboliseren de zeven gebergten die de wereldberg Meru omsluiten. Via een smalle steile trap beklimmen we de witte pagode. Vanaf het bovenste terras genieten we van een prachtig uitzicht over Mingun. Hier in Mingun diende eens de grootste pagode ter wereld te komen en 50.000 dwangarbeiders moesten die bouwen. Koning Bodawpaya, de opdrachtgever in 1790, trok de opdracht in toen een astroloog voorspelde dat de koning zou sterven bij de voltooiing ervan. Een aardbeving in 1839 vernielde grotendeels wat er al stond, maar wat rest is toch nog indrukwekkend. Bezoeken of liever beklimmen doen we weer op blote voeten en dat is een hele uitdaging. Boven hebben we weerom een prachtig zicht over de stad en de rivier. We passeren tijdens onze wandeltocht majestueuze pagodes, oude kloosters en dit alles in een prachtige natuur. Van begin tot eind worden we wel omringd door verkoopstertjes die ons volgen en aanklampen met de hardnekkigheid van een bulterriër. In Birma is er heel veel armoede maar langst de oevers van de Ayeyarwady rivier zien we ook mooie huizen staan, waar de rijkere inwoners van Birma wonen. Hun huizen worden afgewisseld met kloosters, pagodes en tempels. Een idyllische omgeving om te vertoeven. We eindigen onze dag aan het Taungthaman meer. Op dit meer zwemmen gefokte eenden en vissers gooien hun netten uit. Vrouwen planten er in het ondiepe water rijst en in de leemgroeven worden stenen gevormd. Het meest spectaculaire hier is echter de U-Bein brug. Deze 200 jaar oude teakhouten brug is enig in de wereld en is genoemd naar de burgemeester van Amarapura, die deze houten brug aan het eind van de 15e eeuw liet bouwen van overgebleven palen uit de oude hoofdstad Inwa. Zelf wandelen we eerst over de 1,2 km lange brug en zijn net aan de overkant wanneer de zon langzaam onder gaat. Daar nemen we een roeibootje om vervolgens langsheen de brug opnieuw naar de andere kant te varen. Dit biedt een enig uitzicht op de zacht weggelijdende avondzon. De kleuren zijn prachtig, het gaat van blauw naar oranje, rood en violet. We worden er helemaal stil van. Kleuren en silhouetten veranderen continue: een monnik, een oude vrouw op een fiets, kinderen rennend naar hun dorp, een terugkerende visser. We gebruiken onze fantasie en zien een volk in beweging

zaterdag 7 december 2002

Mandalay

Ontbijt om 6u want we gaan weer vliegen. Het vliegtuig heeft deze keer wel wat vertraging dus komen we later dan voorzien in Mandalay aan waardoor het programma lichtjes gewijzigd wordt. In de Mahamuni pagode zien we hoe de thanakapasta gemaakt word, een geelachtig wit cosmetische crème gemaakt van gemalen schors van de Thanakboom. Het wordt door iedere Birmaanse vrouw, jong en oud, op het gezicht aangebracht. Afgezien van cosmetische schoonheid, geeft thanaka ook verkoeling en biedt het bescherming tegen de zon. Verder kan het helpen bij het verwijderen van acne en gelooft men, dat het de huid versoepelt. De stam van de boom wordt op een steen uitgewreven en vermengd met water. De pasta wordt dan opgevangen in een potje. Ik wil dat zelf ook wel eens proberen maar zo gemakkelijk is het toch niet hoor. Verder bezoeken we ook het reusachtige Boeddhabeeld ‘de Grote Wijze’, waar duizenden pelgrims hun devotie betonen door het kleven van goudblaadjes. De vrouwen mogen het beeld niet aanraken, maar de mannen krijgen allen de kans om een goudblaadje op het beeld te kleven. Ook het Schwe-nan-daw-klooster of het gouden paleis is een bezoekje waard. Dit gebouw is het enige paleisgebouw dat de Britse granaten heeft overleefd. Hier stierf koning Mindon. Zijn opvolger gebruikte het gebouw nog een tijd lang om te mediteren, maar liet het in 1880 inrichten als klooster en verplaatste het buiten de paleisstad. Het is nu een donker, teakhouten gebouw, maar ooit waren hier alle buitenmuren verguld. Het vele houtsnijwerk binnen en buiten is nu nog altijd indrukwekkend. Als afsluiter van de dag, staat het koninklijk paleis op het programma. Deze lelijke rode gebouwen zijn voor iedereen een tegenvaller. Het uitzicht over Mandalay is wel mooi. In het Sedona hotel genieten we ’s avonds van een lekker uitgebreid buffet met heerlijke dessertjes.

vrijdag 6 december 2002

Bagan

Opnieuw vroeg uit de veren voor alweer een prachtige dag! Met paardenkoetsen trekken we het boeddhistische ruïnegebied in, waarbij iedere tempel of pagode keer op keer een stukje van zijn roemrijk verleden met ons deelt. Wanneer we een tempel binnen gaan, wachten de koetsiers geduldig bij onze bezittingen. We voelen ons net koningskinderen! Nabij het dorpje Wetkyi-in bezoeken we de grote versierde grot van de Gubyaukgyi tempel. Hier bewonderen we de best bewaarde Jataka muurschilderingen uit de Bagan periode. Hier zien we ook het mooie Birmaanse geschrift dat voornamelijk bestaat uit krullen en rondjes. De openbare wasplaats wordt druk bezocht. Hier wordt niet enkel de kledij gewassen maar de Birmaanse vrouwen gebruiken de waterbekkens ook om zichzelf te wassen. Het douchen gebeurt met kleren aan. Ook in dit dorp is het de bevolking die ons aanstaart … toerisme weer ver te zoeken. Benieuwd hoe het er hier binnen enkele jaren zal uitzien. In dit authentieke lakwerkdorp vervaardigen meisjes schalen, potten en vazen uit bamboe of hout. Deze worden nadien meesterlijk beschilderd met natuurlijke lak, gewonnen uit lakbomen die overal aangeplant zijn. We eindigen deze mooie dag op het strand om weer tevergeefs op een zonsondergang te hopen. Iedereen geniet echter van het zalige rustmoment. Even bekomen, na deze drukke dag met de voetjes in het zand. Dolce far niente!

donderdag 5 december 2002

Mount Popa-Bagan

Ondanks de grote schrik heb ik toch goed geslapen en ik heb vannacht geen enkel beestje gezien. ’s Morgens ontbijten we op een prachtig terras met uitzicht op de Mount Popa. Iedereen kijkt er naar uit om deze berg te gaan beklimmen. Na het ontbijt rijden we dan eindelijk naar de 1581m hoge Popa Berg, ook wel bloemenberg genoemd die wordt vereerd als woonplaats van de nats (geesten). Behalve de geesten wordt de berg ook bevolkt door een flinke kolonie aapjes die overal vrij rondlummelen, en aangezien we weer op blote voeten naar boven moeten, is het dubbel uitkijken waar we die neerzetten. Na de beklimming van de 777 treden hebben we een prachtig uitzicht. De bevolking die we tegenkomen, is heel vriendelijk en gastvrij. Ook het nemen van foto’s wordt hier zonder morren aanvaard. Een vrouw op weg met haar kippen, monniken op weg naar het klooster … De dikke Birmaanse sigaar is een onmisbaar onderdeel van de Birmaanse levensstijl. De vrouwen rollen ze niet alleen, ze roken ze ook! De tabak wordt gearomatiseerd met tamarinde, suikerriet en gedroogde bananen. Voor het dekblad wordt gebruik gemaakt van de struik ‘Cordia Meiser’ en als filter worden maïsbladeren gebruikt die met kranten papier zijn samengeperst. De sigaren zouden aangenaam mild en lekker smaken. We stoppen nog even bij een palmyra palmplantage. Deze palm is kenmerkend voor het landschapsbeeld in Myanmar. De dorpsbewoners kerven de bloemstengel hoog in de palm en vangen het sap op in schalen van gebakken klei. Dit kleverige sapje wordt later in pannen gekookt en zo ontstaat palmsuiker. Als ze het sap laten gisten, krijgen ze palmwijn, ook wel Birmaans bier genoemd. Ik ben verliefd op de kleine, zwarte potjes en wil er graag eentje kopen. De werkmannen begrijpen er niets van – zo’n zwartgeblakerd potje dat is toch niet mooi? Ze komen aanzetten met nieuwe, niet gebruikte potjes die nog een gewone aardewerkkleur hebben maar die vind ik maar niks. Na enige verbazing gaan ze akkoord om hun gebruikte potjes te verkopen. Na de lunch bezoeken we de Anandatempel, het meest bekende en best bewaarde bouwwerk van Bagan. Reusachtig groot en heel indrukwekkend met zijn 4 mega grote Boeddhabeelden. Jammer genoeg kan ik dit niet echt mooi op de foto krijgen. Onze laatste halte van vandaag is de Dhamma-yan-gyi-tempel die wordt gekenmerkt door een horizontale lijn vanwege de vele, trapsgewijs in elkaar overlopende terrassen. Het bouwwerk heeft het uiterlijk van een trappenpiramide. We wachten geduldig af want iedereen wil hier de zonsondergang meemaken. Er zijn echter heel veel wolken waardoor we na een tijdje toch maar besluiten om naar ons hotel terug te gaan. We willen ons nog even opfrissen want vanavond wacht ons nog een adembenemend schouwspel volgens de gids. Bij aankomst in het Thiripyetsaya Sakura Resort is iedereen aangenaam verrast. Dit prachtige resort is gelegen in het eigenlijke archeologische gedeelte van Bagan en de zeer comfortabele bungalows in een prachtige tuin, geven ons een luxe gevoel. Ook het uitzicht is hier geweldig! Terwijl we genieten van een typische Birmaanse maaltijd zijn we in het openlucht restaurant getuige van een processie: de inwijding van een jongen in het klooster. Dit gebeuren is steeds een groot feest voor de familie. Elke Birmaanse jongen moet minstens 1 keer in zijn leven in het klooster. De minimum leeftijd is normaal 7 jaar maar dit kan vervroegd worden tot 5 jaar wanneer de grootouders niet meer zo gezond zijn. Ook voor hen is dit namelijk een eer. Het is een zeer kleurrijk schouwspel maar de jongen zelf ziet er niet echt gelukkig uit. 

woensdag 4 december 2002

Bagan-Salay-Mount Popa

’s Morgens nemen we een vroege vlucht richting Bagan. Verbazend hoe hier alles zo snel kan gaan. Op minder dan een half uurtje zitten we al in het vliegtuig. Binnenlandse vluchten zijn een ervaring in Myanmar, aankondigingen worden luidkeels gebruld in de vertrekhal, het uur van vertrek is bij benadering en buiten je boarding card krijg je ook nog een sticker om op je kleding te kleven zodat je niet op het verkeerde vliegtuig zou sukkelen. Niet dat er zoveel staan, maar toch... Na een vlucht van 1u20min arriveren we in Bagan. Daar worden we verwelkomd door prachtige koetsen die ons naar onze volgende bestemming zullen brengen. De met pagodes bezaaide vlakte van Bagan strekt zich uit tot aan de Ayeyarwady rivier. Van de 13000 pagodes en tempels die de site ooit rijk was, zijn er zo'n 2000 overgebleven en daar bezoeken we er een select aantal van. Het zijn namen die je tong gemakkelijk in een knoop doen slaan als je ze te snel probeert uit te spreken. De pagodes zijn er in alle maten en in alle staten van verval. Het is prachtig om te zien zeker als je je inbeeldt dat dit de overblijfselen zijn van wat eens een bloeiende en dichtbevolkte stad was. Dit is het grootste boeddhistische ruïne gebied ter wereld en werd door de Unesco uitgeroepen tot cultureel erfgoed. Dé toeristische attractie van Myanmar dus, maar toch komen we bijna geen enkele toerist tegen. De monumentale Schwezigon pagode dateert uit de 11de eeuw en wordt beschouwd als het prototype van de Birmaanse pagode. Ze is één van de vijf heiligdommen waarmee de eerste koning van Bagan het gebied van zijn hoofdstad afbakende. Enkele monniken schuilen voor de prangende hitte van de altijd schijnende zon. Hier krioelt het van de kinderen, die om een snoepje bedelen. In de lange zuilengalerijen hebben souvenirhandelaars een plaatsje gevonden. Vervolgens varen we de machtige Ayeyarwady rivier af naar Salay. Dit is de belangrijkste rivier van het land. Hij ontstaat uit twee bron rivieren in het hooggebergte in het noorden en heeft het grootste deel van de laagvlakte gevormd. Deze rivier wordt ook beschreven als ‘the road to Mandalay’. In de 20ste eeuw werd de rivier bevaren door de grootste vlooit stoomboten ter wereld. De meer dan 2000 km lange Ayeyarwady mondt uit in de Andamanse zee via een brede, meer dan 50.000 km2 grote delta. In Salay bezoeken we het Yoke Sone klooster, het oudste bewaard gebleven houten klooster van Myanmar. Baksteen en stucwerk trappen met een draak leiden tot de hal, die wordt ondersteund door 170 pijlers in teak. We staan versteld van het fraaie houtsnijwerk. Minuscuul werd hier gewerkt aan kronkeltjes en figuurtjes. Elke deur, elke muur en ook de vloer werd uit teakhout vervaardigd. Een monnik kijkt ons verbaast aan … toeristen zijn ze hier echt nog niet gewoon. We vervolgen onze weg richting Mount Papa maar houden even halt bij de drijvende palmen. De prachtige weerspiegelingen in het water zijn zo mooi dat we er niet genoeg van kunnen krijgen. Hier voel je je één met de natuur. Aan de slanke arekapalm groeit de nationale drug. Hij levert namelijk betelnoten op die samen met kruiden en gebluste kalk in bladeren worden gewikkeld en waarop vervolgens wordt gekauwd. De speekselvorming wordt erdoor gestimuleerd en het looizuur van de noot kleurt dit speeksel rood. Alvorens naar het hotel de gaan, bezoeken we nog even een typische Birmaanse woning. Heel het gezin zit ons buiten op te wachten. De waterbuffels zijn hun symbool van rijkdom. En dan zien we kort na de middag het silhouet van Mount Popa opdoemen ons einddoel, de heilige berg. Bij aankomst in ons uniek gelegen en natuurvriendelijke Popa Mountan Resort krijg ik de schrik van mijn leven. Boven ons hoofd hangen tientallen grote spinnen. We lijken aangekomen te zijn in ‘Spider Valley’. In onze blokhut merk ik op dat er veel speten zijn in de houten vloer maar er werd wel een soort spiraal aangestoken, welke een doordringende wierrook geur heeft. Dat zou alle ongedierte buiten moeten houden volgens de eigenaar van het resort. Gerust zal ik vannacht niet slapen, dat weet ik zeker! De zonsondergang met op de achtergrond de mooie Mount Popa is adembenemend. Even vergeet iedereen de vieze medebewoners en staan we genietend het vallen van de nacht af te wachten. In de bar gaan we nog vlug wat drinken alvorens naar bed te gaan. Een belevenis op zich want om de 10 min valt het licht uit. Ik mag er niet aan denken om straks in het donker de weg naar onze kamer te moeten zoeken. De gids heeft ons wel gezegd dat de spinnen hoog in de bomen blijven zitten en zeker niet naar beneden vallen maar ik ben er toch niet gerust in. Gelukkig heeft Erwin er aan gedacht om de zaklamp mee te brengen.

dinsdag 3 december 2002

Yangon-Twante

We worden om 7u30 gewekt en na het ontbijt vertrekken we naar het Twante kanaal dat Yangon verbindt met de zee. Hier worden we verrast met een ontspannende boottocht. De klei van de rivierbedding wordt vermengd met zand en maakt het water troebel. Klei is hier de voornaamste bron van inkomsten waardoor er heel wat pottenbakkerijen in deze streek voorkomen. De bedrijvigheid aan de rivier is mooi om te zien. Ook op het water is er heel wat te beleven. Lange, smalle boten worden door de welstellende inwoners van aanpalende dorpjes met allerlei voedingsmiddelen gevuld en naar de overkant gebracht. Voor de minderbedeelden is er de overzetboot. Het is geen plezierritje want de meestal oude, versleten boten zitten overvol. In het deltadorp Twante houden we even halt. Dit dorp is beroemd om zijn aardewerk. De prachtige grote potten liggen verspreid langs de kant van de weg. Ze zouden heel mooi staan in ons tuintje maar wegen iets te zwaar. Hier heerst nog heel wat armoede maar onze gids Dominique raadt ons aan geen geld te geven. Tot op heden kennen ze het fenomeen ‘toerisme’ niet en alle kindjes zijn tevreden met een snoepje. We hebben wel het gevoel een attractie te zijn. In dit primitieve dorpje zien we enkel zand en hobbelige wegen. De ossenkar fungeert hier nog als vervoersmiddel. Verder zien we in het straatbeeld ook nog paardenkoetsen en fietstaxi’s. Ondertussen nemen we een open truck, diegenen die er in kunnen toch. De anderen hangen er langs buiten aan en jawel we eten stof, stof en nog eens stof. We bezoeken de Swesandaw pagode, een prachtig complex. Voor het eerst moeten we onze schoenen uittrekken, een handeling die we tijdens deze reis meerdere malen per dag zullen moeten doen. De serene rust die de pagode uitstraalt, doet ieder van ons goed. Na de stress en het hectische leven in de westerse wereld is dit echt een verademing. Het weidse landschap is ook adembenemend mooi. Het is één van de meest belangrijke boeddhistische pelgrimsoorden van Birma. Bij het verlaten van de pagode, staan er al fietstaxi’s op ons te wachten. Nadat we het systeem door hebben om plaats te nemen (nooit allebei tegelijk en eerst diegenen die in dezelfde richting zit als de chauffeur), vertrekken we naar het meest mystieke gebouwencomplex van Myanmar. De Swedagon pagode werd reeds beschreven als 'a beautiful winking wonder' en 'a golden mystery'. De gids belooft ons dat we deze pagode twee maal gaan bezoeken, één maal bij daglicht en één maal bij zonsondergang. Tijdens de wandeling krijgen we een goed beeld van het boeddhisme. Dit berust op drie pijlers: de persoon Boeddha, zijn leer en de gemeenschap van gelovigen. Deze worden de drie juwelen van het boeddhisme genoemd en ze staan in nauw verband met elkaar. De devote sfeer wordt in deze majestueuze tempel bepaald door de talrijke pelgrims die komen offeren en mediteren. Hier zijn we getuige van een processie van een toekomstige novice. De tuinen buiten de pagode worden dagelijks besproeid want ook al spreken we nu van het koude seizoen, de temperatuur loopt tijdens de dag toch op tot zo’n 40 graden. Blote schouders en benen zijn verboden bij het betreden van een pagode. Daarom hul ik me in een lange longyi en bedek ik mijn schouders met een vestje. Na deze prachtige ontdekking gaan we opnieuw aan boord. langs de oevers zien we prachtige Thaise schepen die gekaapt werden door Birmaanse zeerovers. Ze worden in Birma opgeknapt en vervolgens tegen woekerprijzen verkocht. ’s Avonds eten we in een Thais restaurantje lekker en pikant. Daarna kruipen we onder de wol want om 4u30 zullen we gewekt worden.

maandag 2 december 2002

Singapore-Yangon

Rond 7u30 plaatselijke tijd arriveren we in Singapore. Erwin besluit nog snel even een digitaal toestel te kopen in de luchthaven – dan kunnen we dat alvast testen tijdens onze rondreis. We vervolgen onze reis en vliegen met Silkair richting Yangon, ongeveer 2u40 min vliegen. Bij aankomst op de luchthaven worden we opgewacht door Dominique, onze plaatselijke gids. Hij zal ons de ganse reis vergezellen en we vinden hem onmiddellijk sympathiek. We worden naar het Sedona Hotel gebracht waar we even de tijd krijgen om ons te verfrissen. Het is er bloedheet, maar gelukkig moeten we ons over de bagage alvast niks aantrekken, een ganse equipe ontfermt er zich over en we vinden ze netjes terug als we onze hotelkamer binnenstappen. De kamer is ruim en we hebben een prachtig uitzicht. De plaatselijke bus (lees: truck) rijdt ons voorbij en we merken al direct op dat dit niet het ideale verkeersmiddel is. De mensen zitten als sardientjes opeengepakt. Het is echter een plezier om het tafereel gade te slaan. Diegenen die binnen geen plaatsje hebben kunnen bemachtigen, blijven er gewoon langs buiten aan hangen. Na de lunch gaan we op verkenning in de stad Yangon. Iedereen draagt teenslippers en loopt hier nog in traditionele kledij rond. Zelfs de mannen dragen hier een ‘longyi’. Dit is een lange dubbele lap stof die om het middel wordt geslagen. Vrouwen knopen rechts, mannen links. Het na-apen van westerse voorbeelden is hier nog niet ingeburgerd. Birma is een aparte wereld. Erwin koopt deze eerste dag ook alvast een longyi zodat hij zich meteen kan aanpassen aan de mode hier. Ik vind het geen gezicht maar als hij iets in zijn hoofd heeft, .... Het is etenstijd en dat is duidelijk te merken. Iedereen zit op kleine stoeltjes rond een tafel gewoon op straat te eten. Het ophalen van het vuil gebeurt hier iets anders dan bij ons. Twee heren komen rond met een rieten mand en het moet gezegd … ze doen het heel grondig want de straten liggen er netjes bij. We kuieren wat over de plaatselijke markt waar iedereen zijn plekje heeft. Groenten, fruit vis, vlees – alles staat netjes uitgestald. Af en toe komt er een non of een monnik wat bedelen. Onze gids vertelt ons dat het vooral de nonnen zijn die bedelen om geld en de mannen om eten, maar in de praktijk is geld door iedereen geliefd.

zondag 1 december 2002

Brussel-Singapore

We maken ons klaar om een nog relatief onbekend land in Azië te verkennen. Vandaag trekken we namelijk naar Myanmar, het voormalige Birma. Een bijzondere bestemming want het land is vanwege de militaire dictatuur lang afgesloten geweest van de buitenwereld, maar nu politieke hervormingen het land naar meer vrijheid en openheid leiden, is Myanmar klaar om westerse bezoekers te ontvangen. Rond 10u30 arriveren we in Zaventem en maken we kennis met een grote groep reislustigen. Wij zijn de benjamins want de gemiddelde leeftijd is 60 jaar. We zijn met 21 plus onze AndersdanAnders reisleider Walter Rillaerts. We vliegen richting Singapore.