We hebben gisteren gemerkt
dat er een klein barretje is net over ons hotel dus we besluiten daar ons
ontbijt te nemen. We installeren ons aan de toog waar de jamón serrano al staat
te blinken. Een lieve dame snijdt behoedzaam enkele sneetjes af en legt deze op
een met look ingesmeerde verse toast. Daarna wordt er wat tomaat opgelegd en
dit alles wordt vervolgens overgoten met een lekkere scheut olijfolie. We
krijgen het water in de mond – dit is pas een lekker ontbijt en helemaal niet
duur! Voldaan beginnen we aan onze wandeling. Sevilla ontwaakt, de vogeltjes
fluiten en de zon klimt stilletjes hoger en hoger. Het belooft een prachtige
dag te worden. De Plaza del Cabildo ligt op onze weg en is zo mooi bij dit
vroege ochtendlicht, dat we er beiden even stil van worden. Dit ronde plein
omringt door prachtige gaanderijen is moeilijk te fotograferen maar we zouden
geen Stiphoutjes zijn als we het niet zouden proberen. We wandelen vervolgens
naar dé bezienswaardig-heid van de stad, el Real Alcazar. Het Koninklijk
paleis bestaat uit meerdere prachtige gebouwen en tuinen in
verschillende bouwstijlen (Almohade, Mudéjar, Gotisch en Renaissance). Het
meest opvallend is de mudéjar-stijl, een mix van Arabische en Christelijke
architectuur. Nog steeds wordt het paleis gebruikt als officiële
verblijfsplaats van de Koninklijke familie als ze Sevilla bezoekt. Daarmee is
het waarschijnlijk het oudste koninklijk paleis van Europa dat als zodanig nog
in gebruik is. Het mooiste gedeelte van heel het paleis is volgens ons de Patio
de las Doncellas, een prachtige binnenplaats omringt door ronde bogen. De muren
zijn bedekt met mooie tegels uit de 16de-eeuw. Hier heerst een
duizend-en-één-nacht sfeer. Ook de tuinen zijn prachtig. Het is een
aaneen-schakeling van fonteinen, vijvertjes, arcades en bogen We wandelen door
deze oase van rust te midden van de drukke stad en genieten van het zonnetje.
Het fruit pluk je hier gewoon van de bomen want door de felle zon die hier
bijna het ganse jaar schijnt, groeien de citrusvruchten hier uitermate goed. De
Jardines de Murillo grenzen aan de Real Alcazar. Het hoofdpad is omzoomd door
palmbomen en leidt ons naar een monument dat is opgedragen aan Christoffel
Columbus. Het stelt het karveel Santa Maria voor, waarmee hij in 1492 de nieuwe
wereld bereikte. We komen dichter bij de Capitania General waar thans het leger
is gehuisvest. De prachtige torens zijn al een voorproefje van wat komen gaat.
Om de hoek
ligt namelijk de Plaza De España waar we op onze eerste dag al even gepasseerd
zijn maar dat we zeker nog eens wilden zien. Het is een magisch, overweldigend
plein waarop meer symboliek schuil gaat dan wat je op het eerste gezicht zou
denken. Het enorme plein met een doorsnee van 200 meter heeft de vorm van een
halve maan en wordt omringd door gebouwen. Het idee erachter is dat Spanje haar
ex-kolonies omarmt. Onder de gebouwen bevinden zich 48 rijen fresco´s met
typische Andalusische tegeltjes, waarop de Spaanse provincies met hun
wapenschild en geografische ligging zijn afgebeeld. De prachtige bruggetjes
symboliseren de vier oude Spaanse Koninkrijken in de tijd van de Katholieke
Koningen, zo´n vijf eeuwen geleden. De kleurrijke tegeltjes blinken in de
middagzon. Je kunt er heerlijk zitten, van de zon genieten en wegdromen. Via
het Teatro Lope de Vega, waar vaak exposities worden gegeven, wandelen we
verder naar de Plaza de Torros. Hier staat de bekendste en oudste arena van
Spanje. Deze arena vormde het begin van de publieke stierengevechten welke
voordien enkel toegankelijk waren voor de adel. Ondertussen is het weer tijd
voor wat tapas. We besluiten naar de andere oever van de Guadalquiver te
wandelen want we hebben daar een gezellig terrasje gezien aan het water. Hier
is het rustiger en zijn we ver weg van alle toerisme. Bovendien is het hier
véél goedkoper dan in de binnenstad. Hadden we dat maar vroeger geweten! We
laten ons dus eens goed gaan en bestellen allerhande tapas – de één al
lekkerder dan de andere. Het is duidelijk dat de Spanjaarden hun siësta nemen.
Deze dient niet alleen om de hitte te ontwijken, maar ook om al die tapas met
olijfolie en look als voornaamste bestanddeel te laten verteren. Wij blijven
ook wat langer zitten dan gewoonlijk en wandelen nadien terug naar de andere
oever om de Toro de Oros te bezoeken. Deze wachttoren is zeer weerbaar maar
ziet er tegelijktijdig heel elegant uit. De achthoekige toren dankt zijn naam
aan de met goud geglazuurde tegeltjes waarmee hij ooit bekleed was. De prachtige
promenade die naar de toren leidt, is ook hier omzoomd met palmbomen en is
nagenoeg verlaten. De hitte is dan ook niet te harden – de temperatuur is al
opgelopen tot ver boven de 30°C. We besluiten terug naar het centrum te gaan om verkoeling te zoeken
in de smalle straatjes van de oude binnenstad. Papa is niet echt verzot op
winkelen maar Sevilla heeft een grote verscheidenheid aan winkels en die wil ik toch
wel even gaan verkennen. Hij zet zich dus op een terrasje en geeft me een shopping
budget – heel leuk vind ik dat! Een uurtje later kom ik met trots mijn nieuwe
laarzen showen. Shoppen en terrasjes doen, wat kan vakantie toch heerlijk zijn!
We besluiten ’s avonds nog eens naar restaurant La Cueva te gaan want papa
heeft daar vorige keer gezien dat er ook zarzuela op de kaart stond. Ikzelf
weet niet of ik er zo’n fan van ben maar ga het toch proberen. Wanneer de pan
op tafel komt, dringt er een heerlijke geur van verse look en kruiden in onze
neusgaten. Het smaakt ook hemels!