Weer een prachtige blauwe lucht wanneer we opstaan dus besluiten we nog eens de bergen in te trekken. Dat is lang geleden en ik begin het een beetje te missen. Met de ferry gaan we weer richting Kotor en daar nemen we de oude weg naar boven de bergen in. We trotseren, behalve zo’n dertigtal gewone bochten, zowaar 25 scherpe, steile haarspeldbochten en tellen mee af want bij elke bocht staat het aantal op de rots geschreven. Af en toe houden we halt om van het indrukwekkende landschap te genieten. Onder ons zien we de baai van Kotor steeds kleiner worden. Dit is werkelijk een van de mooiste wegen die we deze vakantie hebben gedaan en de weg is best te doen, dus laat je niet afschrikken. Af en toe moeten we even plaats maken voor een tegenligger maar daar is voldoende gelegenheid voor. Een eenzame fietser trapt voor zijn leven en we denken allebei: hij liever dan wij!
We gaan op zoek naar de ingang van het Nationaal park Lovcen. Het bestrijkt 6.400 ha en wordt gedomineerd door het Lovcen gebergte. De berg heeft twee pieken, Štirovnik op 1.749 meter en Jezerski op 1.657 meter hoogte. Na flink wat zoeken, komen we aan bij de ingang van het Nationale park. Hier moeten we 2€ per persoon betalen om het park binnen te mogen. Na nog wat bochten komt de top die de Montenegrijnen beschouwen als hun berg van Olympus, in zicht. Op deze piek, de Jezerski, staat het mausoleum van Petar II Petrovic Niegos, een symbool voor het Montenegrijnse volk en een boodschap aan al haar uithoeken: het hart van Montenegro is onveroverbaar.
Bij de laatste bocht zien we de laatste helling voor ons. De smalle weg staat links helemaal vol geparkeerde auto’s en recht staat er een file van auto’s die trachten naar boven te rijden. Het toeval wil dat net wanneer wij in de bocht arriveren, er een auto wegrijdt dus ik pik zijn plaatsje in. Na wat manoeuvreren om zo dicht mogelijk tegen de rotswand te staan, besluiten we dat te voet verder gaan, de beste optie is. Eenmaal aan de ingang besef ik dat mijn portemonnee nog in de auto ligt dus draai ik terug want hij ligt echt in het zicht en stel je voor dat ze een ruit uitslaan. Ik denk mijn fitness voor vandaag al gehad te hebben, maar niets is minder waar. Hier begint het nog maar! Enthousiast beginnen we aan de klim van 467 treden.
We betalen 5€ per persoon om het mausoleum zelf te bezoeken. Hier liggen de resten van Petar II Petrovic Njegos, vanaf 1830 de laatste ‘vladika’ van Montenegro en de grootste held van het land. Het gebouw werd in de jaren 70 in communistische stijl opgetrokken. Twee metershoge vrouwelijke bewakers domineren de entree. Daarachter is er een ruimte waar, onder een indrukwekkend gouden plafond, een 28-ton zwaar granieten beeld staat van Njegos, rustend in de vleugels van een arend. Het granieten beeld is even prachtig als indrukwekkend.
Als we om deze ruimte heen lopen, zien we aan de achterkant een trap die leidt naar het ondergrondse mausoleum. Hier heeft Petar de eeuwige rust gevonden. Het is er verschrikkelijk donker, enkel wat kaarsen verlichten de ruimte maar het heeft iets sereen. Achter het mausoleum leidt een pad naar een uitzichtpunt over de machtige bergen van het Lovcen-gebergte. Wow ik ben echt onder de indruk! Het uitzicht en de rust hier is adembenemend. Hierboven waait er een fris windje maar gelukkig hebben we het warm gekregen van al dat klimmen. De meeste mensen hebben echter een trui, een jas of een warme sjaal bij dus koukleumen zijn gewaarschuwd!
Nog helemaal onder de indruk wandelen we terug naar de auto maar daar aangekomen is er chaos. Een bus probeert omhoog te rijden terwijl een aantal wagens net onderweg is naar beneden. In de bocht waar wij geparkeerd staan, staat alles dus stil. Niemand kan voor of achteruit en ook wij zijn geblokkeerd. We zetten ons op een steen en slaan het tafereel gade. Nadat er eindelijk een auto wegrijdt, kan de bus achteruit en kunnen de auto’s passeren. Moraal van het verhaal: wil je het mausoleum bezoeken, kom dan heel vroeg in de ochtend want parkeerplekken zijn hier schaars.
We rijden terug naar beneden naar de oude koninklijke hoofdstad van Montenegro, Cetinje. We waren hier al eens eerder maar beseften toen niet dat er zo veel te zien is. Het is een stad met een rijke historie en heeft buiten een historische, ook een spirituele waarde voor de Montenegrijnen. Ze werd gesticht in de 15de eeuw aan de voet van de berg Lovćen en sindsdien vertegenwoordigt Cetinje het culturele hart van Montenegro.
Ondertussen is het lunchtijd dus zoeken we opnieuw het gezellige terrasje van enkele dagen geleden op. Toen dronken we hier voor het eerst een aardbeiensapje, een drankje dat we sindsdien nog vaak drinken want het is super lekker. Telkens wanneer er een mandje brood op tafel komt, heb ik moeite om er af te blijven maar niet in Montenegro. Het brood is meestal zout- en smaakloos en redelijk droog. Het brood dat hier echter op tafel komt, is hemels! Lekker mals en het smaakt een beetje naar smoutebollen. Het is eigenlijk maisbrood, gemaakt van polenta. Tegen dat mijn forel en papa’s inktvis op tafel komen, hebben we al flink wat brood achter de kiezen. Alles is super vers en heel lekker klaargemaakt en het bijhorend sausje van olijfolie, look en peterselie smaakt heerlijk. ‘Restoran TavèRna’ (Ul. Baja Pivjanina 77) is een aanrader!
Na de lunch gaan we op verkenning in de stad. Cetinje, met name het historische centrum van de stad, is klein en alles is dan ook op loopafstand. We passeren een aantal indrukwekkende gebouwen, zoals de voormalige ambassades en barokke paleizen die nog toebehoren aan de familie van Petrovic Njegos.
Via een autovrije, gezellige straat komen we bij het Klooster van Cetinje. Voor sommige Montenegrijnen is het haast een bedevaart plek. In de kerk bevinden zich namelijk twee relikwieën, het trotse bezit van het klooster: een splinter van het kruis van Jezus Christus en de rechterhand van Johannes de Doper. Wij mogen alleen de binnenplaats en het rechter kapelletje bezoeken. Fotograferen mogen we binnen niet en we zullen maar braaf zijn, want er hangen hier overal camera’s. Wel jammer want het is er echt mooi binnen. Devote inwoners branden er een kaars en kussen de beeltenis van de heiligen. Ook hier hangt er een serene sfeer en we worden er zelf stil van. Een momentje van bezinning, ook voor ons, niet gelovigen.
Aan de andere kant van het park staat er nog een klein mausoleum, dat van Crnojevici. Het klooster werd in 1484 gebouwd ter nagedachtenis van Virgin Mary. Enkel het kerkje staat nog recht, de andere gebouwen zijn nu nog slechts ruïnes.
Onze laatste stopplaats voor vandaag is het authentiek dorpje Njegusi, gelegen op de hellingen van de berg Lovcen, aan de voet van het Nationaal park op 1.111 meter boven zeeniveau. Dit dorp is het best bekend als de geboorteplaats van de koninklijke dynastie van Montenegro van Petrovic, die Montenegro van 1696 tot 1918 regeerde. Het dorp is ook belangrijk voor zijn goed bewaard gebleven traditionele gebruiken. De lokale kaas, Njeguški sir en de lokale ham Njeguški pršut, worden uitsluitend in het gebied rond Njeguši gemaakt. Het dorp leent zich dan ook uitstekend voor het proeven van ham, kaas en wijn. En als het op eten aankomt, dan is papa er als de kippen bij. Overal staan er kraampjes waar de lokale bevolking hun producten aan de man trachten te brengen.
We proeven eerst de Njeguški pršut. De bijzondere smaak en het aroma van de ham, zijn het resultaat van een mengeling van zee- en berglucht en vooral van de rook van beukenhout dat wordt gebruikt tijdens het droogproces. Daarna krijgen we elk een borrel van de plaatselijke wijn, al vind ik het meer een likeurtje. Het goedje gaat zoetjes naar binnen maar omdat ik moet rijden, nemen we maar een flesje mee voor straks. Ook een pakje ham mag niet ontbreken. De verkoper is in zijn nopjes maar wij ook. Met een tas vol lekkers rijden we terug naar huis. We kijken er al naar uit om straks op ons terras te genieten van de Montenegrijnse folklore.