maandag 22 april 2019

Dana National Park - Wadi Rum

Gisterenavond hebben we ons eerst nog even opgewarmd aan de kachel alvorens naar de kamer te gaan. Even voelden we ons één met de bedoeïenen. Het heeft wel iets, met z’n allen rond het vuur, een tasje thee drinken. Rond half 10 besloten we te gaan slapen. De geur van natte cement kwam ons tegemoet en we voelden de kilte in de kamer. Uit ervaring weet ik dat je best niet tussen klammige lakens kruipt maar tussen de twee dekens gaat liggen. Wanneer na een uurtje de kilte verdwenen is, dan pas onder de lakens kruipen. Kim volgt mijn voorbeeld, Ria niet en heeft bijgevolg kou. Midden in de nacht kruipt ze toch tussen de dekens en steekt ze haar benen in haar fleece. Ondanks de ijskoude nacht, slapen we prima, ik vooral want volgens Kim heb ik wel wat gesnurkt. We worden gewekt door een blaffende hond omstreeks een uur of vijf maar draaien ons nog even om tot de wekker afgaat om half 7. Wat ben ik toch gezegend met een slimme roomie. Ria neemt haar kleding van de stoel mee in bed om het te verwarmen. Wij volgen haar voorbeeld en blijven nog wat tussen de warme dekens. Niemand heeft zin in een koude douche dus kleden we ons snel aan. Het ontbijt stelt niets voor, brood confituur en wat koude groenten. Gelukkig heb ik nog een banaantje bewaard van gisteren. Ik vind het verrassend te  horen dat bijna iedereen goed geslapen heeft. Enkel Gabriël, die gisteren al niet happy was met de gemeenschappelijke ruimtes (hij voelde zich net in een vluchtelingenkamp zei hij toen) had ook vannacht pech want zijn roomie Marc heeft heel erg gesnurkt. 


Na het ontbijt maken we een ochtendwandeling in de overweldigende natuur van het nationale park Dana. Onze bedoeïenengids Achmed (ja inderdaad onze gastheer en dorpsgek) neemt ons mee. Met zijn rode sjaal om zijn hoofd, zijn legerkleurige broek en de versleten bodywarmer ziet hij eruit als een doorgewinterde avonturier. Hij vertelt honderduit over de verschillende bloemen en planten in het gebied. Naar het schijnt leven hier ongeveer 800 verschillende plantensoorten en 449 verschillende soorten vogels, reptielen en zoogdieren. Ik ben benieuwd want mijn ‘spot-skills’ zijn niet zo geweldig te noemen.



De zon zit nog verscholen achter de bergen, het is slechts een graad of vijf en de vallei is gehuld in mist. Wat is het soms toch heerlijk om wakker te zijn voordat de rest van de wereld dat is. Steile bergruggen wisselen zich af met grillige rotsformaties die zich uitstrekken in de vallei. De ongerepte natuur, de kale omgeving en de diepe kloven zijn indrukwekkend. Ver van de bewoonde wereld, alleen maar stilte en fantastische kleuren. Het wandelpad is bezaaid met kleine steentjes die onder onze voeten knisperen. We stoppen regelmatig bij een uitzichtpunt over de vallei. Het gebied heeft een oppervlakte van maar liefst 320 vierkante kilometer. In de verte hoor ik het scherpe geluid van een fluit. Ik tuur naar boven maar ik zie niets.  Achmed wijst naar de kudde schapen op de bergrug. Hij leeft voor de natuur, groeide op in de natuur. Zijn zintuigen zijn daardoor ongetwijfeld ook beter ontwikkeld dan die van de gemiddelde mens. Ze weten waar ze op moeten letten.


Terwijl mijn voeten zich gestaag voortbewegen, valt het mij op dat het landschap mooier en mooier wordt. Hoe verder we stijgen, hoe meer de zon als een deken op de top van de berg lijkt te liggen. Erosie heeft Gaudi achtige sculpturen in het landschap gevormd. Af en toe lopen we via een kleine richel dus moeten we wel uitkijken waar we onze voeten zetten. De uitzichten onderweg zijn verbijsterend mooi maar moeilijk op beeld vast te leggen. Op onze terugweg trekt het deken van mist langzaamaan open en schijnen de eerste zonnestralen langs de rotsen. Dat zorgt voor een mystieke sfeer. Aan het einde van de wandeling nodigt Achmed ons uit in zijn ouderlijke woning. Zijn leven en zijn kijk op het leven fascineert me. Zijn huisje telt slechts twee kamers - een keukentje en een leefruimte. In het midden staat een kacheltje met daaronder allemaal dekens waar de ganse familie kan op zitten. Het is bewonderenswaardig hoe weinig deze man heeft, maar hoe gelukkig hij is met alles. Mensen hebben minder nodig dan dat we vaak denken. 


Vanuit Dana rijden we in drie uur tijd naar Wadi Rum, de uitgestrekte woestijn. Wadi Rum was ooit een zeebodem, nu een symfonie van zandduinen en bergen die door weer en wind geboetseerd lijken tot gigantische bloemkolen en rotsbruggen die smelten in de gloed van de namiddagzon. Enkele bezienswaardigheden in Wadi Rum zijn vernoemd naar Thomas Lawrence, een Britse officier die hier in de jaren ’20 zijn Arabische leger voorbereidde op een aanval op Aqaba. Later werd zijn verhaal verfilmd: Lawrence of Arabia.  In zijn boek 'De 7 pijlers van Wijsheid' beschrijft T.E. Lawrence (Lawrence of Arabia) Wadi Rum als: 'uitgestrekt en goddelijk'. Hij had gelijk. Wadi Rum is één van de meest spectaculaire landschappen op aarde. Onderweg er naartoe zien we prachtige, steile kliffen in diverse tinten rood, onmetelijke zandvlakten en bizarre duinformaties. Ik kom hier ogen te kort! Het wonderlijke landschap maakt sprakeloos. Vandaag wordt er zeker eentje vol ooooh’s en aaaah’s. Ik had er al veel over gehoor, gelezen en gezien op foto’s maar er is werkelijk niets wat de schoonheid van Wadi Rum kan omschrijven. Het is een kale vlakte waar niets groeit en de zon ongenadig brand maar oh zo mooi! Tenzij je een dead wish hebt, ga je nooit alleen de woestijn in want dat is levensgevaarlijk! 


We verblijven in het Al Zwaydeh Camp, een eenvoudig bedoeïenkamp midden in de Wadi Rum. Het tentenkamp dat is opgezet in de luwte van een berg is basic, héél basic maar aan de andere kant toch verrassend comfortabel. Hier en daar kruipt er wel een beestje en vooral de reusachtige mieren geven me de kriebels. Bij aankomst krijgen we gelijk onze tent met muskietennet maar deze zit vol gaten dus veel gaan we daar niet aan hebben vanavond.  De tent ziet er schoon uit en er liggen dikke dekens op de bedden.  Ik ben normaal echt wel een luxe paardje maar logeren bij mensen die er een volledig andere levensstijl op nahouden is toch wel verrijkend. Enig nadeel is dat de toiletten best ver van onze tent verwijderd zijn dus dat belooft voor straks. Ik denk dat ik niet veel ga drinken vandaag! De lunch wordt geserveerd op de grote binnenplaats en nadien genieten we nog even van de zon maar ik kijk er echt naar uit om zelf het karavaanleven te ervaren, even nomade te zijn en door de woestijn te trekken.



Rond half vier staat iedereen klaar voor een jeep safari. Eindelijk ga ik met eigen ogen kunnen zien waarom Lawrence of Arabia zo verknocht was aan dit gebied. Ik herinner me nog een helse rit in Bolivia op de zoutvlaktes waarbij de chauffeurs dachten dat ze aan Parijs-Dakar deelnamen, aan topsnelheid. Een bijzonder leuke rit, dat wel, maar niet voor herhaling vatbaar: ik voelde me toen compleet dooreengeschud en groggy. Ik had mij dus enigszins aan een soortgelijke turbulente woestijnrace verwacht, maar onze Jordaanse chauffeur blijkt heel wat rustiger: de rit lijkt zelfs een beetje op een gezapig zondagsritje. Geen gekke woestijn rollercoaster dus, en veel minder adrenaline dan ik had verwacht. Des te beter: kunnen we tenminste intens van de omgeving genieten, ware het niet dat de wind best koud is. Met de koude wind in onze haren scheuren we over de zandduinen. Het gele zand ligt als een zee voor ons. Hoge rotspartijen aan beide zijden. Duizenden eeuwen natuur. Het besef dat ik daar maar een klein stukje van ben, maakt mij klein en groots tegelijk. Stel je een wonderlijk landschap voor vol rotsformaties, zandsteen en een prachtig kleur die naargelang de lichtinval vuurrood, roze of geel lijkt. Hier en daar doet de omgeving een beetje denken aan een maanlandschap – de Wadi Rum wordt ook wel eens “The Valley of the Moon” genoemd. Als we de rotsen van dichtbij bekijken, zijn vele versierd met kunstige tekeningen. We wanen ons in het decor van “The English patient”.



In één van de donkerbruine geitenharen tenten van de bedoeïen die in het adembenemende landschap zijn opgesteld drinken we thee.  Op het vuurtje in de grond in het midden van de tent staan twee oude theepotten gevuld met saliethee. Daarrond dunne kussens waarop we ons neervlijen. Heerlijk!


Ik neem ook de tijd om er even alleen op uit te trekken, alleen met mijn gedachten genietend van de stilte. Ja, het is echt een adembenemende plek om alle indrukken te laten bezinken. Ik plof neer in het zand en het is alsof ik neerplof in een grote leegte. De stilte van de woestijn krijgt me te pakken. Ik kijk om me heen naar de bergen die me omringen en ik heb het gevoel dat mama over me waakt. Ik denk aan haar en aan het gemis. Plots moet ik onbedaarlijk huilen. De rem is er volledig af en de tranen stromen. Toch voel ik me vreemd genoeg getroost. Ik kijk omhoog naar de lucht en voel me voor het eerst sinds het overlijden van mijn mama niet eenzaam maar op een vreemdsoortige manier juist gelukkig en vervuld al weet ik niet met wat. Maurina komt bij me zitten en begrijpt het gevoel. 



Beetje bij beetje geeft de woestijn haar geheimen prijs. Er zijn verschillende natuurlijke zandstenen boogbruggen in het natuurgebied, zoals de Jabal Umm Fruth. Veel van deze natuurlijk gevormde bruggen kunnen beklommen worden en de hoogste rotsbrug heeft een hoogte van 80 meter. Ondanks de hoogte is deze brug vrij goed te beklimmen via de zijkant. Vanaf die hoge rotsbrug hebben we een schitterend uitzicht op de omgeving. Het is hier magisch en romantisch tegelijkertijd. Alleen terug afdalen is niet zo eenvoudig. Je zou het misschien anders verwachten, maar de woestijn is allesbehalve saai. Nergens zag ik zo een mooie kleurenpracht als hier, op elk moment van de dag ziet het er helemaal anders uit.


Door het drinken van al die thee moet ik dringend naar het toilet. Maar we zijn in een woestijn en daar is geen stromend water of elektriciteit, laat staan een toilet. En afhankelijk van het gedeelte van de woestijn waar we ons bevinden ook geen boom om achter te schuilen. Ria liet haar gêne thuis en is al geweest maar ik dacht dat ik het nog wel even zou kunnen inhouden. De gids stopt echter om van de zonsondergang te genieten dus zal ik nog even moeten wachten. Het licht verandert nu snel, per minuut is het anders. Het lange wachten in de barre kou wordt rijkelijk beloond. Een waaier aan kleuren licht de horizon op tot iemand de stekker uittrekt en het plots donker wordt. De terugweg lijkt uren te duren. Iedereen is verkleumd, alweer. 


In de gemeenschappelijke tent is het lekker warm en aan de zijkanten staan lage tafels en banken met kussens. In die kussens zak ik zo diep weg dat ik nauwelijks terug overeind kom. En dat laatste is nu juist wel de bedoeling want we moeten terug naar buiten om te kijken hoe ons eten gemaakt wordt want dat is wel heel bijzonder. Ze koken het “onder de grond”. Daar word je wel even stil van als je denkt aan de goed uitgeruste keuken die we thuis hebben.  Ze stapelen op een soort etagiaire vlees, groenten, kip en aardappels, vervolgens wordt het in een groot vat gezet. Onderin het gat waar het vat ingezet wordt, ligt gloeiende houtskool, daarop wordt het vat geplaatst, het deksel wordt erop gedaan en het geheel wordt afgedekt met een deken en daarna met zand. Het stooft z’n 3 tot 3½ uur. Alles wordt op het buffet gezet - er is kip en lamsvlees met wortelen, allerlei soorten humus en koude groenten en natuurlijk ook vers gemaakte ‘sjaak’, een soort van brood zo dun als een pannenkoek dat gebakken wordt op een omgekeerde wok.


Wanneer de nacht gevallen is, maken de bedoeïen nog een kampvuur buiten maar daar zal denk ik niemand zitten vanavond want het is echt behoorlijk koud in de woestijn. Na het eten blijven we dus nog even in de tent maar om tien uur gaan awe naar bed. De Melkweg, het kompas van de woestijn, is zeer duidelijk te zien omdat er hier zo goed als geen luchtvervuiling is. Als er iets is waar Wadi Rum veel van heeft behalve zand, zijn het wel sterren. We genieten van de fascinerende woestijnnacht. Absolute stilte en sterren. Ik krijg er echt kippenvel van, zowel van de stilte en de schoonheid maar ook van de kou. Maurina wou graag buiten onder de sterrenhemel slapen maar heeft zich toch bedacht. Terwijl het buiten volledig afgekoeld is en onze adem wolkjes in de lucht maakt, kruipen we onder een dikke kamelendeken. Met de sterren nog op ons netvlies vallen we in slaap met op de achtergrond de slaapverwekkende Arabische muziek.



zondag 21 april 2019

Mukawir - Karak - Dana national park

Niet zo geweldig geslapen maar de lekkere warme douche maakt veel goed. Het ontbijt stelt deze keer ook niet veel voor maar de falafel balletjes zijn wel heerlijk. Rare keuze voor ‘s morgens maar het smaakt. De zon schijnt, het is blauwe lucht maar fris - slechts een graad of 12 maar dat zijn we al gewend. Straks zal dat wel beteren. 


Over de spectaculaire King’s Highway rijden we vandaag naar het zuiden. Deze loopt dwars door het land en is vanwege de haarspeldbochten de langzaamste optie. Toch is het zonder twijfel ook de mooiste optie. Kruisvaarders, pelgrims, Romeinen en Nabateeërs gingen ons voor. Geen bocht van deze oude weg is zonder verhaal. De King's Highway volgt het spoor van een oude handelsroute die Syrië verbond met Egypte en Arabië. Deze weg staat zelfs al beschreven in het oude testament! Inmiddels zijn we al goed gewend aan de Jordaanse rijstijl. Je niks aantrekken van de belijning, drie banen betekent dat je gemakkelijk met z’n vijven naast elkaar kunt rijden. Voor ons rijdt een camion met geiten, af en toe zien we de beestjes omhoog wippen wanneer de chauffeur een vluchtheuvel over rijdt. Ria merkt op: ze vertrekken met melk maar bij aankomst is het boter. Na slechts een half uurtje rijden door een prachtig woestijngebied waar amper een mens te bekennen is, arriveren we bij Mount Nebo, volgens de Bijbel de plaats waar Mozes uitkeek over het Beloofde Land, nadat hij zijn volk veertig jaar door de woestijn had geleid.  Het heeft iets mystieks en onwerkelijks. A place of cure for both body and soul, lezen we op een bord. Inderdaad de landschappen zijn adembenemend. We kunnen het maar moeilijk bevatten dat er al zo lang mensen ruzie maken over een stuk land dat zo extreem droog en weinig vruchtbaar is. Er is nog een klein museum met opgravingen van de oude kapel. De mozaïeken zijn prachtig! Het is uiteraard mega toeristisch maar het blijft een plek waar je wel geweest wil zijn als je dan toch in de buurt bent. De dadelpalmen, olijf-, argan- en vijgenbomen waaien heen en weer door de felle wind. Ja in Jordanië is het niet altijd prachtig weer.



Madaba is de stad van het mozaïek en dat merk je onderweg. Rond Madaba vind je massa's workshops en winkels met mozaïek.  Intussen pikt de hele stad een graantje mee van de mozaïek-mania. Wij stoppen bij Madaba Arts Handicraft Center. We krijgen een uitleg over hoe alles gemaakt wordt maar we kunnen niet snel genoeg in de winkel zijn. Daar krijgen we een thee aangeboden en toon je iets of wat interesse, krijg je een verkoper in je kielzog. Het centrum leidt uitsluitend andersvalide meisjes op in de mozaïekkunst, wat hun zelfrespect en prestige een enorme boost geeft. Marc stelt alvast een goede daad en koopt een mozaïeken ei, het is tenslotte Pasen. Terwijl we rustig onze thee uitdrinken en een lekker koekje eten in het salon, zien we de regen met bakken uit de kucht vallen. Het is een echte zondvloed. Onze chauffeur parkeert de bus vlak voor de deur zodat we niet te nat worden. 


Jordanië is beroemd om de prachtige gevarieerde woestijnlandschappen en het is werkelijk adembenemend om erdoor te rijden. Het landschap wordt droger en droger, maar toch is het niet saai. Zand en stenen laten aparte vormen achter in verschillende kleurschakeringen. Wanneer we in Mukawir aankomen is de regen gestopt en breekt de zon door.  Hier hebben we een magnifiek uitzicht over de kloven. Hoog op de berg ligt hier het paleis van Herodes te midden van een weergaloos indrukwekkend landschap. Wat een ruige natuurpracht! Zelfs de route er naartoe is al mooi en het verovert onmiddellijk mijn hart. Maurina besluit beneden te blijven maar wij lopen via een weggetje naar boven. We waaien bijna weg want de wind heeft hier vrij spel. Halverwege haakt ook Tania af maar ik wil en zal de top halen. Eenmaal boven wandelen we door de ruïnes van het oude kasteel. Van de  witte stenen muren staat weinig meer overeind maar ze verblinden onze ogen, terwijl in de holtes van de rotsflanken het zonlicht niet kan komen. Vanaf de metersdikke muren van de burcht kijken we in onmetelijke dieptes van de kloven. Het gemekker van de geitjes die in deze rotsachtige omgeving worden gehoed, weerkaatst omhoog. Terug beneden worden we getrakteerd op een tasje thee.



We zetten onze tocht verder en de omgeving wordt weer groener. Dit is echt een heel mooi stukje Kings Highway. Verspreid door het landschap lopen ook hier herders met geiten en schapen. We passeren verschillende dorpen en dan verandert het landschap terug van groen naar grauw. Zodra de Wadi Mujib, één van de spectaculairste rivierkloven in Jordanië in zicht komt, stijgt de spanning. Onze gids vraagt om onze ogen te sluiten en hij telt af. Op tien mogen we de ogen openen en zien we de meters diepe kloof met een rivier en een stuwdam. Wadi Mujib heeft de bijnaam 'Jordaanse Grand Canyon'. Het uitzicht is overweldigend, een enorme diepte met grote uitgesleten rotswanden.  Op deze prachtige locatie gaan we lunchen. We worden verwelkomd door Jack Sparrow die ons uitnodigt in zijn onderkomen. Een bedoeïener die lijkt op Johnny Depp wat wil een mens nog meer. Met zijn donkerbruine ogen geaccentueerd door zwarte kohlranden en zijn strak naar achter gebonden hoofddoek pakt hij ons één voor één helemaal in dus besluiten we bij hem thee te drinken. Alleen hij heeft het niet helemaal begrepen en wil ons stamppot verkopen. We hebben echter een lunchpakketje mee. Hij laat ons toch zitten en dat komt goed uit want hierboven waait de wind weer heel hard. 



Na de lunch zetten we onze natuurdag verder want even verderop stopt onze chauffeur Atalla om de nationale bloem van Jordanië, de zwarte Iris te bekijken. Ze bloeit enkel in april en slechts twee weken. Ik denk dat Atalla zich dat ondertussen al beklaagd heeft want de bloem staat in een modderig weiland met als gevolg dat onze schoenen vol hangen. Hij zal weten wat doen vanavond.  Aan de kant van de weg staat er een man met enkele afgeplukte bloemen in zijn hand om deze te verkopen. Daar staat echter een serieuze boete tegenover, 500 JD per afgeplukte bloem. 


In de zeer oude stad Karak maken we een korte stop om de overblijfselen van het grote kruisvaarderkasteel uit 1132 te bezoeken. Het is berekoud en de wind is nog toegenomen in kracht. Iedereen knoopt zijn winterjas of fleece hoog dicht. Kim in haar jeans vestje bibbert bijna uit haar vel. Enkel mijn ogen zijn nog zichtbaar maar mijn handen en voeten lijken wel ijsklompjes. Adel spurt naar binnen en geeft zijn uitleg in het kasteel. Dit had vroeger zeven verdiepingen, waarvan er nu nog slechts twee verdiepingen overblijven. Zware aardbevingen hebben bijna alles verwoest maar er is wel al veel gerestaureerd. Hier zijn zoveel bloedige veldslagen uitgevochten, dat het verleden er bijna voelbaar is. De omvang van het bastion is zelfs voor de meest ervaren reizigers overdonderend. We lopen door de donkere zalen met enorme booggewelven maar moeten jammer genoeg terug naar buiten. Adel begint opnieuw een uitleg maar hij lijkt wel Speedie Gonzales, hoe sneller hij alles gezegd heeft, hoe sneller we weg kunnen. Van op de kantelen van de westelijke kasteelmuur kunnen we zo ver kijken dat we de bergen aan de Dode Zee kunnen zien maar het interesseert niemand meer. Onze enige bekommernis is zo snel mogelijk terug naar de bus. We zitten hier op 1000 meter boven de zeespiegel maar slapen vannacht in Dana, 400 meter hoger, dus nog kouder. Wat ben ik blij dat ik mijn thermisch ondergoed in de koffer heb gestoken. De andere Jordan Girls hebben me een beetje uitgelachen maar ik denk dat ik het ga kunnen gebruiken. 


We laten de haarspeldbochten achter ons en vervolgen onze weg op de Desert Highway. Ook hier zien we enorm veel vuilnis langs de weg. Dat is zo verschrikkelijk jammer want verder is Jordanië echt een prachtig land. Adel vindt ook dat de hygiëne te wensen laat en wijdt dit aan de bedoeïenen die niet beter weten. Hij hoopt dat de jongere generatie beter zal omspringen met het milieu. In Macaba, waar hij woont, heeft de regering enkele jaren geleden geïnvesteerd in vuilbakken maar toen kwamen de zigeuners en die braken de vuilbakken af om ze te verkopen voor oud ijzer. Tot zover de inspanningen van de regering.


Na een 200 kilometer lange busreis bereiken we het grootste natuurreservaat van Jordanië, het Dana Biosphere Reserve. Natuurliefhebbers, eat your heart out! We zijn blij dat we van de bus zijn. Niet alleen vanwege de stijve spieren maar ook voor de rust. Onze chauffeur hoort zichzelf graag babbelen en houdt geen moment zijn mond. Overnachten doen we in het Dana Hotel, dat wordt gerund door een lokale familie. De heer des huizes Achmed is volgens ons de plaatselijke dorpsgek. We worden naar een bovenverdieping gebracht waarin een olie kachel staat. Hij begint op het keteltje te kloppen en die valt van de stoof waarop de ganse ruimte zich vult met een oliegeur. Jo petrol begint verwoed alles op te kuisen met wc papier. We krijgen een kopje thee en worden geëntertaind door Achmed, een stand up comedian is er niets tegen. Maurina krijgt de slappe lach want ze vindt dat hij op catweasel lijkt. Op slag vergeten we de koude.



Het hotel blijkt overboekt dus er is wat commotie onder de singles die plots een kamer moeten delen. Ik vraag Achmed of er geen kamers zijn voor 3 personen en die is er, dus Kim komt bij ons op de kamer. We zijn een beetje gespannen en bereiden ons voor op het ergste. Onze gastheer laat de kamer zien en we zijn aangenaam verrast. De kamers zijn gesitueerd in een oud gebouw en het is best ok. Het is net of we terug in de tijd gaan. Er is een bed, een douche en een toilet op de kamer. Het licht doet het, er is elektriciteit en meer hebben we niet nodig, toch?


In Dana zijn er geen goede restaurants dus wordt er voor ons gekookt. Jordaniërs zijn een heel genereus volk en er wordt een heus buffet klaargezet. We eten met jas en sjaal aan maar het is best gezellig. Laat maken we het vanavond niet. Het wordt een koude korte nacht. 


zaterdag 20 april 2019

Wadi Al Seer - Dode zee - Madaba

Geweldig geslapen en voor de eerste keer geen gebed gehoord. De wekker loopt af om kwart voor 7 want vandaag verlaten we de hoofdstad. Het is bewolkt en slechts 12 graden. Dat belooft voor straks. Zwemmen in de dode zee? Ik dacht het niet! Ook ons ontgaat het niet, het nijpende watertekort in Jordanië. Het staat in de top 10 van water armste landen ter wereld. De douche produceert slechts een dun, koud waterstraaltje dus zet ik lang douchen maar uit mijn hoofd. 


Na het ontbijt rijden we naar Wadi Al Seer in de Jordaanvallei waar een Perzische prins in de 3e eeuw v. Chr. een kasteel liet bouwen, het Qasr Iraq El-Amir. De bus maneuvreert de stad uit door smalle straten waar auto’s vaak verkeerd geparkeerd staan. Er wordt geroepen en getoeterd. In België zou je het kunnen zien als verkeersagressie maar hier niet. De chauffeurs zijn nooit ver weg en verzetten hun auto met de glimlach. Onze gids en chauffeur babbelen constant. Ria merkt op dat het hier minder scherp klinkt dan bij ons wanneer de Marokkanen onderling Arabisch praten. Het is hier zachter en ritmischer en zelfs mooi. 


In wadi Al Seer aangekomen zijn we onder de indruk. Het immense stenen gebouw heeft twee verdiepingen en is het beste voorbeeld van Griekse architectuur in Jordanië. De ruïnes zijn gedeeltelijk hersteld. De buitenkant is versierd met beelden van enkele leeuwen. De benedenverdieping van het Qasr Iraq El-Amir is opgedeeld in kleine binnenkamers. We halen er wat halsbrekende toeren uit. In tegenstelling tot Maurina gaat het Kim met haar lange benen heel wat beter af. Ria hoort ons lachen en komt op het geluid af. 



Een beetje verder zijn er een 15 tal oude grotten die dateren uit de tweede helft van de 2de eeuw VC, net als het Qasr Iraq El-Amir. De grotten werden eerst gebruikt als begraafplaats of schuilplaats in periodes van crisis. Later zijn er ook gewoon mensen in gaan wonen. Wat luguber als je het mij vraagt. De omgeving is hier erg bergachtig en groen. Af en toe passeert er een herder met geiten en ook schaapjes staan te grazen op de groene flanken van de bergen. Eenmaal weg van de smalle, kronkelige weggetjes komen we op een brede driebaansweg. Overal politie en hier mag je de bemande camera letterlijk nemen. Een politieman zit gehurkt door het gaatje te kijken. We stoppen even op zeeniveau voor een foto van de vijf Jordan girls. Zo is Jezus ook begonnen met zijn apostelen maar wij houden het bij vijf! 



Vervolgens rijden we naar de dode zee, het laagste punt op aarde en de bus moet dus van +810 meter afdalen naar -390 meter. Dat merken we aan onze oren. Het is eigenlijk een meer van 75 kilometer lang en zes tot zestien kilometer breed. Het water is helder blauw. Er zit zoveel zout in dat zelfs de slechtste zwemmers blijven drijven. Het hoge zoutgehalte is ontstaan doordat er eeuwenlang wel water met mineralen de zee in kon stromen, maar er door de lage ligging niet meer uit kon. Het water kon alleen verdampen en alle zouten bleven achter in de zee. Omdat de akkers op de Jordaanoevers intensief worden bevloeid, blijft er nauwelijks water over voor de Dode Zee en zakt het peil voortdurend, zo’n tachtig centimeter per jaar. Dat is veel, als je bedenkt dat de Dode Zee op zijn diepst ongeveer 390 meter is. Aan de randen is dit goed te zien. Waar eerst water was, zie je nu wit uitgeslagen en grillig gevormde steenmassa’s. Wie dus nog graag in het zilte nat van de dode zee wil drijven, kan er maar beter snel bij zijn. De Dode Zee heeft zijn naam niet gestolen want het geeft een doodse indruk. Geen boot waagt zich op het water want de motor zou direct kapot draaien. Er is ook geen enkele vorm van leven mogelijk en de vissen maken dan ook allemaal rechtsomkeer.


Ook al ben ik geen waterrat, deze toeristische attractie wil ik niet missen want ik weet wat drijven op zout water met je lichaam doet. Bovendien is het hier wel prachtig weer, 25 graden en zonnig! Het eerste bad in de Dode Zee is een regelrechte sensatie. Ik wandel zachtjes het lauwe water in en voel onmiddellijk de sterke opwaartse druk van het zoute water die me in horizontale positie dwingt. Om spetters in mijn gezicht te voorkomen en bijgevolg het zout niet in mijn ogen te krijgen, laat ik me langzaam achterover op mijn rug vallen. Ik blijf moeiteloos drijven en die gewichtloosheid heeft na enige minuten een ontspannend effect. De huid droogt niet uit, wat je wel zou verwachten van zout water. Maar door de hoge zoutconcentratie is ook de pH-waarde zo hoog dat het lijkt alsof er olie in het water zit. 



Naast het water vol mineralen, heeft ook de modder uit de Dode Zee een bijna magische werking op de huid. Voor 3 JD nemen we wat dode zee modder uit een grote bak om ons mee in te smeren, daarna laten we de modder opdrogen in de zon. Maurina ziet eruit als een omgekeerde panda: haar ogen en mond zijn wit, de rest is zwart. Ria, Tania en ik besluiten om enkel ons lichaam in te smeren. Kim houdt het moddervrij en neemt foto’s. Zodra de modder hard is geworden, nemen we opnieuw uitgebreid de tijd om wat rond te dobberen in het water en de modder af te spoelen. Eenmaal uit het water, spoelen we ook al dat zout netjes weer af. Mijn huid heeft letterlijk nog nooit zo zacht aangevoeld. Dode Zee modder is niet voor niets een populair ingrediënt in verschillende verzorgingsproducten. Ook mijn longen zijn blij met deze plek. Door de extreme hoge luchtdruk en de afwezigheid van allerlei pollen adem je nergens ter wereld schonere en zuurstofrijkere lucht in. En maak je geen zorgen over de zon hier. Het verdampende zeewater werkt heel handig als een natuurlijk UV-filter waardoor verbranden bijna onmogelijk is.  Eczeem, psoriasis, een vette óf droge huid, luchtwegaandoeningen, de Dode Zee heelt het allemaal. Drijven in de Dode Zee is echt heerlijk en een unieke ervaring die nog lang zal nazinderen. Iedereen springt nadien nog even in het zwembad en Ria waarschuwt ons dat we daar niet kunnen drijven. We hebben honger gekregen en schuiven de voetjes onder tafel voor alweer een lekker Jordaans buffet. Gelukkig heb ik nog een plaatsje overgehouden voor het dessert. Het ziet eruit als dikke brokkenpap maar het smaakt naar het binnenste van een apfelstrudel. Ook Kim laat zich verleiden, zij smult van een heerlijke chocolade cake.


Na de lunch rijden we verder via een kronkelweg doorheen een landschap van zandbergen naar Madaba. Het land, de geitenhoeders met hun kudde in de verte, de schattige kindjes, ja echt alles is fotogeniek in deze reusachtige rotsige zandbank. Rond iets na drie arriveren we in de stad. Het is één van de oude Bijbelse steden en heeft het grootste aantal Christelijken van het land met enkele mooie kerken als eerbetoon. In de Grieks-orthodoxe Kerk van Sint George bezoeken we het kleurrijke mozaïek waarvoor de stad bekend is. Deze archeologische vondst ligt op de vloer van de kerk die hier omheen is gebouwd om het mozaïek te beschermen. Het bestaat uit maar liefst 2 miljoen gekleurde steentjes en is zo gedetailleerd, dat we er eindeloos naar kunnen blijven kijken. De kaart omvat het oude Palestina en de Nijldelta, inclusief het huidige Israël, Syrië, Libanon en Jordanië. Het is zo groot dat we het niet in zijn geheel kunnen fotograferen. In het kerkje heerst wel een rustige sfeer. Al zittend op een bankje laten we de kalmte en rust over ons neerdalen. Daarna steken we een kaarsje aan voor degenen die niet meer onder ons zijn.



Direct om de hoek van deze kerk is er een lange straat vol winkeltjes. Allemaal lokale ondernemers met een passie voor hun product. Wat ons vooral opvalt is dat ondanks dat de vrouwen hier allemaal met een hoofddoek lopen en vaak ook volledig bedekt zijn, er best pittige lingerie in de vitrines hangt. Heel grappig zijn ook de ‘boerka barbies’.


We gaan op zoek naar een restaurantje maar dat is toch even een opgave. Adel gaf ons daarstraks een adresje maar wanneer we er aankomen blijkt het een buffet te zijn en we willen maar een kleinigheidje eten. We besluiten daar dan maar iets te drinken maar aangenaam is dat niet want hier kan je de lucht snijden. Jonge moslima’s zitten er aan de waterpijp te lurken.  We gaan terug naar het restaurantje dat we vanmiddag zelf hadden gezien. Daar zijn de ramen proper en dat is een goed teken volgens Maurina. Haar statement: Propere ramen betekent een propere keuken. Buiten hangt er en bord met enkele voorbeelden van de gerechten. Iedereen maakt zijn keuze en we gaan naar binnen. Wanneer we de kaart krijgen, blijken de gerechten van buiten niet op de kaart te staan. We denken er niet te lang over na, trekken onze jassen terug aan en stappen op. Het is wederom Kim die een pareltje uitkiest. We belanden in Jaw Zaman in de Alsyaha Street. De dame die ons ontvangt, spreekt perfect Engels en ze is trots op de award die ze van Tripadvisor hebben gekregen voor beste restaurant. De bediening is uitstekend en het eten nog beter dus we genieten. 



Vanavond slapen we in het Rumman Hotel, een redelijk basic hotel zonder al te veel luxe. Het ziet er wat verouderd uit en de kamer is bescheiden maar heel erg groot. De dagen zijn hier mooi, lang, maar ook erg zwaar en ik ben blij dat ik weer onder de wol kan kruipen. Wij nemen vrede met een korte nachtrust. Hopelijk slapen we vannacht opnieuw als twee Jordaanse rozen

vrijdag 19 april 2019

Amman

Wederom worden we rond 5 uur wakker door de oproep van het gebed. We geraken er langzaamaan al wel aan gewend. Respect voor al die moslims die daadwerkelijk zo vroeg opstaan om te gaan bidden. Gelukkig kunnen we ons nog even omdraaiden en nog even vrolijk verder slapen. Een kleine drie uur later word ik wakker. We douchen en trekken naar het ontbijt. Daar treffen we Kim die vandaag met ons meegaat want we hebben een vrije dag in Amman, ook wel ‘The White City’ genoemd. Alhoewel, wit kan ik ze niet echt noemen, eerder grauw en vuil.  Overal ligt er rommel op straat en dan zeggen ze dat Antwerpen vuil is ... jullie moeten hier eens komen kijken. 


Gekleed in een lange luchtige broek, uiteraard verhullend wat in deze contreien eventueel als aanstootgevend zou kunnen worden beschouwd, trekken we de stad in.  Zoals gezegd is de stad gebouwd op zeven heuvels en is ze niet echt heel sfeervol. Vooral veel wit en grijs, vierkant en ongezellig. De rijken en de armen leven hier zij aan zij. De stad is immens groot en enigszins overweldigend. Met veel getoeter op straat, schreeuwende kooplui en luide oproepen uit de moskeeën voelen we hier echter in elke vezel van ons lichaam dat we leven. Zoveel indrukken, zoveel chaos. Toch geniet ik van de mysterieuze sfeer van het Arabische leven.


Om aan de citadel van Amman of de Jabal Al Qal’ah te geraken, moeten we eerst een steile trap afdalen die bezaaid ligt met glasscherven, papier en ander vuiligheid. Eenmaal beneden, steken we de straat over en staat ons een stevige klim te wachten naar de historische site waar de restanten van de Hercules tempel liggen. We worden meegevoerd naar het verleden van de stad. Zelden zag ik zoveel stad aan de horizon. We zijn hier ver van het lawaai en de uitlaatgassen en het is er verrassend rustig, alsof we boven de drukte van de stad zijn uitgestegen. De zon zit achter de wolken en het waait flink hierboven. Ik maak me de bedenking dat ik misschien toch beter iets warmers had aangetrokken. Al dwalend door de citadel stuiten we regelmatig op prachtige overblijfselen uit de oudheid. We wandelen door een kleine Byzantijnse kerk en komen zo op een pad waarachter een complete Omajjadische stad ligt. 



Beneden ons zien we het Romeins theater dat tussen 169 en 177 na Christus werd gebouwd in de uitgehakte helling van een heuvel. We dalen af langs opnieuw een steile trap en komen beneden op het plein de rest van onze groep tegen. Zij kochten dadels op de markt en laten ze ons proeven. Zulke grote heb ik eigenlijk nog nooit gezien. Ze zijn vers en lekker!


Ondertussen is het bijna middag en we besluiten naar Hashem te gaan, een begrip in Jordanië. Iedere Jordaniër kent dit restaurant in Amman.  Ze verkopen alleen falafel (gefrituurde kikkererwtenballetjes), humus (kikkererwtenpuree met sesampasta, knoflook en citroen) en foel (gekookte tuinbonen met knoflook, citroen en heel veel olijfolie). Samen delen, samen proeven, Jordaniërs zijn er dol op.  Het restaurant zit dan ook afgeladen vol maar we bemachtigen toch een plaatsje en hebben veel bekijks. Wanneer het eten op tafel komt, ziet het er erg uitnodigend uit. We krijgen er plat brood bij, sambal en tomatenpartjes. De falafelballetjes hebben een flinterdun crispy laagje en zijn heerlijk. Het schijnt zelfs dat de Jordaanse koning hier wel eens falafel komt eten. Voor het interieur moet je hier niet zijn maar voor een degelijke maaltijd tussen de Jordaniërs zit je hier goed. Onze maaltijd inclusief drank kost ons voor 5 personen 12 JD (16 €) maar we krijgen het niet op. 



Na de lunch besluiten we naar de King Abdullah Moskee te gaan. Omdat we niet echt weten hoe ver het is, houden we een taxi aan. Ik zit vooraan en dus heel comfortabel maar de vier andere dames vullen de achterbank, Ria op de schoot van Tania. Gelukkig is het niet ver. We worden afgezet op enkele meters van de grote moskee met zijn prachtige reusachtige koepel, belegd met blauwe en witte steentjes en twee slanke minaretten. Volgens de reisgids is dit de enige moskee in Amman waar ook niet-moslims naar binnen mogen gaan, mits betaling van een kleine fooi maar het is vrijdag en de moskee zit vol met gelovigen. In het bezoekers centrum informeren we even wanneer we eventueel binnen zouden mogen. We krijgen een negatief antwoord, vandaag niet. Eenmaal buiten spreekt een jonge moslima ons aan in gebrekkig Engels. Volgens haar mogen we wel naar binnen dus bedekken we ons hoofd met een meegebrachte sjaal en lopen in haar kielzog de trappen op naar het binnenplein. Onderweg passeren we haar vader die er blijkbaar ook geen probleem mee heeft. Eenmaal boven gekomen, start er een discussie in het Arabisch  tussen de jonge moslima en een wat oudere man. We moeten naar het bezoekers centrum om een djellaba te halen want zonder zo een lange zwarte synthetische jurk mogen we de moskee niet binnen volgens hem. De moslima vindt dat we er netjes genoeg uitzien. Uiteindelijk wint ze de discussie en mogen we verder. De eigenlijke binnenkant van de moskee die plaats biedt aan 3000 gelovigen en ook volledig in het blauw is, krijgen we niet te zien maar ze brengt ons via het binnenplein met marmeren gevelstenen naar een kleinere gebedsruimte voor vrouwen. We moeten onze schoenen uittrekken en zijn aangenaam verrast wanneer we over de prachtige rode vloerbekleding lopen. Onze voetjes zakken zalig in de dikke wol en het lijkt wel of we lopen op wolkjes. De moslima’s zitten hier gezellig samen te keuvelen of lezen een boek. Iedereen is super vriendelijk en ze kijken niet vreemd op omdat wij er rondlopen. 



Sinds de invoering van de grondwet in 1952 is de islam de staatsgodsdienst. Ruim 90% van de bevolking is islamitisch. In het dagelijkse leven is de islam hier niet zo streng als in sommige buurlanden. De moskeeën zitten lang niet overal vol en sommige voorschriften worden nauwelijks gerespecteerd. Wanneer we terug op het binnenplein komen, staan we plots weer oog in oog met de vervelende oude man van daarstraks. Ondertussen is de jonge moslima verdwenen en begint hij opnieuw te zagen over het feit dat we nog steeds geen djellaba dragen. We maken ons snel uit de voeten maar zijn tevreden dat we het toch gezien hebben. 


Eenmaal buiten besluiten we opnieuw een taxi aan te houden want Amman is een stad waar je gemakkelijk verloren kan lopen, zeker wanneer je niet zo handig bent in kaartlezen. Bovendien willen we onze voetjes wat sparen en zijn de taxi prijzen hier zo belachelijk goedkoop. Voor nog geen 3€ rijden we naar Rainbow Street. In deze straat zijn er verschillende theehuisjes en restaurants maar veel meer is er niet te beleven. Een van de meest schattige straten in Amman is ongetwijfeld de straat met de parapluutjes. De straat heeft geen naam en is dus moeilijk te vinden maar we doen een poging.  Af en toe vragen we de weg maar niemand lijkt ervan gehoord te hebben. Zelf heb ik gelezen dat het zich tegenover de Jordan Post Office bevindt dus vragen we de weg daarnaartoe, ook zonder resultaat.  Uiteindelijk komen we enkele Spaanse toeristen tegen die de paraplu’s van bovenaf gezien hebben en min of meer de richting weten. Plots zien we ze en wat blijkt, het zijn dezelfde parapluutjes die we de avond voordien al gezien hebben. Kim was er toen niet bij en ze zijn wel schattig dus we vinden het niet echt erg. 



Wat verderop in Al Sa'adeh Street proeven we het lekkerste ijs van heel Jordanië bij Bekdash, althans wat mij betreft. De anderen zijn er niet echt wild van met als gevolg dat ik twee potjes moet verorberen, niet dat ik dat erg vind hoor. Het ijs is afkomstig uit Syrië en wordt niet gemaakt op de manier zoals wij het kennen. Het wordt ‘gestampt’ met een soort houten stok en heeft dankzij de melk en de mastiek een bijna elastische textuur. Het ijs groeide uit tot een toeristische attractie en raakte beroemd over heel de Arabische wereld. Voor Syriërs die de oorlog in hun land ontvlucht zijn, is het proeven van een Bekdash ijsje een zoete herinnering aan vroegere tijden. Hopelijk krijg ik geen last in mijn buik want Ria heeft al prijs. Waarschijnlijk at ze gisteren iets verkeerds, waardoor ze nu met de spetterpoep zit!



De zon verdwijnt meer en meer achter de wolken en het koelt flink af dus besluiten we terug richting hotel te gaan om op het terras aan de overkant nog een lekker theetje te gaan drinken alvorens naar de shopping mall te trekken waar ik misschien een kabeltje kan vinden voor het overzetten van mijn foto’s. Terwijl we erover bezig zijn, zegt Maurina dat ze haar foto’s via WiFi en een speciale app naar haar telefoon kan overzetten. We proberen het met mijn fotokaartje en iPad. Het lukt! Het gaat zelfs verrassend snel in tegenstelling tot het zetten van een kopje thee want die staat nog steeds niet op tafel. Het is moeilijk converseren met de Jordaniërs want ze verstaan niet echt goed Engels en hebben het niet echt begrepen. Twee van de vijf zitten al aan de thee maar de andere drie kopjes laten op zich wachten. 


Rond een uur of vijf bestellen we een taxi in de lobby van ons hotel om naar Jaj Mall te gaan. Het zou ons 3,3 JD kosten, ongelooflijk toch! Opnieuw kruipen we met z’n vijven de auto in. We rijden de stad uit in de richting van de buitenwijken van Amman waar de rijkere inwoners wonen aan brede avenues omzoomd met bomen en bloemen. De statige huizen zijn allemaal wit. Alle gebouwen moeten volgens de wet gemaakt worden van lokale stenen. Het is best even rijden maar we worden netjes aan de vip ingang afgezet. Tania zit vooraan en rekent af terwijl wij al allemaal uitgestapt zijn. Wanneer de taxi wegrijdt, telt ze haar geld na en ze is ervan overtuigd dat ze in’t zak gezet werd. Ze heeft 20 JD gegeven zegt ze en kreeg slechts 7 JD terug. We maken er geen punt van want uiteindelijk is dat ook maar 9 €. De shopping mall telt zes verdiepingen en is dus enorm. We moeten eerst door een scanner en Ria piept dus gaat de handtas afzonderlijk via een andere scanner. We mogen verder. Geloven jullie in toeval? Ik nu wel! Er zijn tal van ingangen maar wij botsen pardoes op een standje van bakkerij Paul. Daaraan kan ik niet weerstaan, dus even een macaronske kopen voor straks. Daarna gaan we op zoek naar het iPad kabeltje maar ze hebben het niet in stock. Jordaniërs lijken op het eerste gezicht vrij stug, maar één glimlach is vaak voldoende om de mensen voor je te winnen. De man zegt dan ook dat hij het zal bestellen en vraagt mijn nummer. Wij gaan ondertussen iets eten in een Italiaans restaurant op de bovenste verdieping. Het is lang geleden dat ik nog zo’n heerlijke pasta heb gegeten. 


Rond 7uur gaan we terug naar beneden op zoek naar vervoer. Zeven taxi chauffeurs staan rond ons en discussiëren over de locatie. Het Signature hotel is blijkbaar niet bekend. Er wordt druk getelefoneerd en dan zegt één van hen dat het ok is voor 10 JD. Wij protesteren maar zijn ons er ook wel van bewust dat we weinig keuze hebben. Maar het spreekwoord ‘als twee honden vechten voor een been dan loopt de derde er mee heen’, wordt in de praktijk gebracht. Één taxi chauffeur is bereid ons te brengen voor 5 JD. Het wordt echter een helse rit: handen van het stuur, luidkeels roepend door zijn telefoon, tegen hoge snelheid, nipt andere auto’s ontwijkend, ja we zijn blij wanneer we eindelijk aan ons hotel toekomen en het er levend vanaf hebben gebracht. 


Omstreeks 9 uur krijg ik een WhatsApp van de man uit de Apple store, mijn kabeltje is binnen en kan geleverd worden. Ik stuur hem de gegeven van ons hotel door en vraag hem wat het kost. Ja ik weet het, een normaal mens vraagt dat in de winkel maar ik was er zo goed als zeker van dat er niets van zou komen. Hij zegt me dat het 85 JD zal zijn, dat is zo maar even 110 euro. Ik laat hem weten dat dat meer dan het dubbele is van de Belgische prijs en hij is verbijsterd. Ik ook! Ik bedank hem dus voor zijn inspanningen maar zeg hem dat hij niemand moet sturen. Ik krijg een emoji terug, een mooie roos

donderdag 18 april 2019

Salt - Jerash - Amman

Ondanks mijn vermoeidheid slaap ik slecht en tot overmaat van ramp roept om een uur of vijf in de nacht de muezzin op tot de salat, het Islamitisch gebed en ik veronderstel dat we vlak in de buurt van een moskee slapen, want het is best luid. Het is even wennen, maar dat hoort erbij in een islamitisch land. Hier moet er vijf keer per dag gebeden worden. De eerste keer een half uur voor zonsopgang. Zelfs mijn oordoppen helpen niet en het is gewoon een kwestie van afwachten. Ik dommel terug een beetje in maar kan de slaap toch niet meer vatten. We zijn benieuwd hoe een ontbijt in Jordanië eruit ziet dus trekken we naar de ontbijtzaal. Daar worden we aangenaam verrast want het is zeer uitgebreid met zowel lokale als continentale gerechten. 


Gisteren zijn we aangekomen in het donker dus hebben we nog geen echte indruk van Jordanië maar daar komt nu verandering in want we gaan op eerste uitstap. De gids begint te tellen: 1, 2, 3 ... 19 - wie missen we? Alexandra, een vrouw die we nog niet echt hebben leren kennen maar waarvan ik gisteren al zei tegen Ria ‘da is een voze’ (Voor de mensen die het verhaal kennen, ze doet me een beetje aan Malika denken). Mensenkennis! Vijftien minuten en een zoektocht verder, besluit onze gids door te rijden. 


In de bus staar ik verwonderd uit het raam. Als in een film schiet de stad aan me voorbij. Eigenlijk kom ik ogen te kort. Het leven op straat observeren is al een hele belevenis op zich. We passeren Arabisch winkels en grote ketens zoals we die ook bij ons kennen, smoezelige kinderen, minaretten, palmbomen en dat alles tegen een horizon van zand en stof, aan beide zijden. Het valt me op dat ik op straat vooral mannen zie. Ze staan in groepjes bij elkaar, ze kussen elkaar stevig op de wang als hartelijke begroeting en lijken hoegenaamd geen stress te hebben, in tegenstelling tot de gesluierde vrouwen en de hip geklede jonge meisjes die geagiteerd voorbij snellen. 


Om eerlijk te zijn, lijkt me autorijden in Jordanië best een uitdaging en ik ben dus blij dat we een chauffeur ter beschikking hebben. Met name het verkeer in en rondom de grote stad is één grote chaos. Een tweebaansweg wordt met gemak een vier-of vijfbaansweg als het druk is. Maar we hebben een goede chauffeur die zich er gewoon tussen gooit als dat nodig is. De wegen op zich zijn wel goed en de bewegwijzering is duidelijk en altijd in zowel Arabisch als Engels. 


Nadat we met z’n allen geld gewisseld hebben, rijden we naar het pittoreske Salt, de voormalige hoofdstad van Jordanië. Hier voelen we het typische sfeertje van de Arabische souk. Deze oude handelsstad met nauwe straatjes, bepakte ezeltjes en oude mannen vind ik heerlijk. Op elke straathoek ontdekken we weer iets nieuws: een leuk bakkerijtje, koffietentjes, kippenhandelaren. Hier klinkt Arabische muziek, hier geurt het naar kruiden, waterpijp en paardenpoep. Salt is een prachtige plek om een uurtje door te brengen en even de sfeer te proeven van het authentieke Jordanië. Het meest enthousiast ben ik hier over de mensen. Ze zijn namelijk niet alleen ongelofelijk vriendelijk en gastvrij, maar ook nog eens heel nieuwsgierig naar de bezoekers die hun stad komen bewonderen. Hier krijgt de toerist een welgemeend ‘welkom in Jordanië’ te horen. De markt is een van de beste plekken om met de lokale mensen in contact te komen en te zien hoe het dagelijks leven in Jordanië is. Kleurrijke piramides van groenten en fruit worden afgewisseld met bergen olijven en manden vol heerlijke kruiden. Het aroma van zoete wierook mengt zich vrolijk met de geur van specerijen. Hier zoeken gesluierde vrouwen driftig naar de beste appels, kruiden en andere koopjes. Je hoort de stof van hun chador ritselen en geheel in het zwart gekleed trekken ze onze aandacht. De mannen kijken niet naar de gesluierde vrouwen maar des te meer naar ons. Omgangsvormen, gewoontes en tradities verschillen nogal naargelang het land waar je vertoeft maar als je rekening houdt met de typische trekjes van een cultuur, kan je echt wel rekenen op de sympathie van de plaatselijke bevolking. 



Onze zintuigen komen niks te kort hier in Jordanië. Al lopend over de markt snuiven we de geuren van de lekkerste kruiden en specerijen op. Bij de groenteboer ontdekken we een rare groene vrucht en die moeten we toch even proeven. De eerste hap doet me denken aan een rauwe sperzieboon maar binnenin wordt ze zachter en smaakt ze naar citroen, zuur dus. Not my cup of tea! 


We dwalen heerlijk door de oude stad en verdwalen in het labyrint van nauwe straatjes. Plots horen we het gebed door de luidsprekers van de moskee. Het klinkt prachtig. Zuiver. Vredig. We passeren een theehuisje waar twee Jordaniërs op het terrasje nippen aan een  Turkse koffie en besluiten zelf ook even te rusten. Een van de mannen, een look alike van Omar Sharif, zet al een krukje bij. Zijn gezicht is getekend door een gevecht met de elementen van de natuur: zee, wind en zon. Onder het rieten afdakje kiezen wij voor een lekkere zoete thee.  Alleen Ria wijkt af en gaat voor een koffie waarvan haar haar recht omhoog komt te staan. Johan vult de glazen zoals het moet, vanuit de hoogte met veel belletjes want dat brengt geluk. Ondertussen verdwijnt Maurina naar het toilet maar ze blijft wel heel lang weg. Een groepje mannen verzamelt voor de deur en plots is er commotie. De deur kan van binnenuit niet geopend worden maar de mannen bevrijden haar met plezier. De tijd gaat snel voorbij en we moeten naar de bus dus rekenen we snel af. We komen 8 minuten te laat aan en worden terechtgewezen maar er is dan ook zoveel te zien. Wat mij betreft is Salt een niet te missen stadje in de Jordaanvallei.



Voor de lunch mogen we eindelijk kennismaken met de Jordaanse keuken. De maaltijd start met mezze, de voorgerechten. Dit bestaat uit humus, ful, olijven, auberginemoes en ander heerlijk lekkers. Bij de warme gerechten kan ik kiezen voor kip in een heerlijk sausje vergezeld met kruidige rijst dus mijn dag kan al niet meer stuk.  Arabieren zijn zoetebekken. De oliebolletjes met honing zijn dan ook zoet, mierzoet! Zelfs voor een ‘zoetebek pur sang’, is het een beetje té. 


Vanmiddag maken we een excursie naar Jerash, gelegen op een vlakte omringd door vruchtbare heuvels, die hier groen kleuren, met olijfgaarden in de stenige grond. Na Petra is dit de belangrijkste archeologische vindplaats van Jordanië, ook wel het Pompeï van het oosten genoemd. Het is één van de grootste en best bewaarde Romeinse ruïnes buiten Italië. Enig verschil is dat de stad hier niet bedolven werd onder de lava maar onder het zand.


Wanneer we de stad naderen, doemt na een bocht in de weg de Hadrianus Arch, een grote triomfboog op, als gedenkteken voor een bezoek van keizer Hadrianus in het jaar 129. Één van de favoriete tijdsbestedingen van de Romeinen was het bijwonen van paardenrennen. Daarom bouwden ze in Jerash een hipprodroom van 245 lang en 52 meter breed met tribunes voor 15.000 toeschouwers. Tegenwoordig worden deze races nagebootst door legionairs in vol ornaat maar we besluiten deze voornamelijk toeristische attractie links te laten liggen. De ligging van de Romeinse overblijfselen in een groene vallei heeft een bepaalde charme.



De stad had haar welvaart grotendeels te danken aan de vruchtbaarheid van het omliggende platteland en de handel tierde er welig. In de derde eeuw na Christus bereikte Jerash het hoogtepunt van haar ontwikkeling, waarna het verval inzette en de stad uiteindelijk door haar inwoners werd verlaten. In de achtste eeuw tijdens een aardbeving werd de stad grotendeels met zand bedekt. Daardoor zijn het theater, de tempels, de stadspoorten en de geplaveide straten mooi bewaard gebleven. De stad is ruim opgezet en de ligging is prachtig, dat maakt het tot een aangename plek om op ons gemak de antieke straten te verkennen. De ingang op zich is al impressionant. We dwalen door de stad en vragen ons af hoe men al deze gebouwen en zuilen heeft kunnen maken zonder de machines waarover we nu beschikken. Zo zag het leven er 2000 jaar geleden dus uit. De pilaren bewegen op de wind want ze zijn niet vast gemetseld, maar op elkaar gestapeld. Ze wiegen daardoor zachtjes op en neer waardoor Jerash de verschillende aardbevingen goed overleefd heeft. Opmerkelijk in de stad is het forum, ook wel bekend als Oval Plaza, dat in de laatste eeuwen van zijn bestaan de aparte ovale vorm heeft gekregen. Het plein is gebouwd in de eerste eeuw na Christus en is maar liefst 80 bij 90 meter lang. Het Forum wordt omgeven door 160 grote zuilen.


Naast de Zeus Tempel ligt het South Theater, het grootste theater van Jerash. Dit amfitheater biedt plaats aan 3000 toeschouwers. Ook aan de noordzijde van de oude stad ligt een mooi theater. Het North Theater is wat kleiner dan de zuidelijke variant, maar zeker niet minder indrukwekkend. Vanaf het bovenste deel van het theater hebben we bovendien een mooi uitzicht op de North Gate met de moderne stad op de achtergrond. Ik vind vooral het gedeelte achter het podium erg mooi, met de verschillende zuilen en doorgangen. Op de gehele site staan gele en paarse bloemen die een heerlijke geur afgeven. Dit bonte kleurenpalet steekt mooi af tussen de zandkleurige stenen. 


Ook het Nymphaeum is goed bewaard gebleven. Vroeger deed dit bijzondere bouwwerk dienst als openbare fontein van de stad. Het water stroomde over de gevel in het grote bad aan de onderkant. Naast het Nymphaeum bevindt zich de kathedraal van Jerash. Het is niet helemaal duidelijk waarom dit bouwwerk de kathedraal heet, aangezien er geen bewijs is dat dit bouwwerk belangrijker was dan een van de andere kerken. Het meest kenmerkende aan de kathedraal is de grote poort die leidt naar de tempel van Dionysus. Vanuit de kathedraal wandelen we terug naar ons beginpunt. We werpen nog een laatste blik op de indrukwekkende ruïnes van de stad. Jerash heeft me echt verrast. Ik had geen idee dat ik zo onder de indruk zou zijn en vind de 2,5 uur veel te weinig. Hier had ik best nog wat langer willen rondlopen. 


Wanneer we terug in ons hotel komen, merk ik dat ik mijn kabeltje om foto’s van mijn fototoestel naar de IPad over te zetten, vergeten ben. Ik kan mezelf wel slaan. Jullie zullen dus mijn blog zonder mijn foto’s moeten bekijken. Hier en daar misschien eentje van Maurina zodat jullie toch al een beetje een idee hebben. Eenmaal thuis zal ik er dan wel mijn foto’s bijzetten. Aan de receptie vraag ik even of er hier een Apple store is maar deze is ergens in een shopping mall aan de andere kant van de stad en het is ondertussen al laat. Misschien morgen al vrees ik ervoor want morgen is het Goede vrijdag en bijgevolg feestdag in Jordanië. 


Gefrustreerd trek ik samen met de meisjes de stad in op zoek naar de souks. We komen Alexandra tegen die zich verontschuldigt voor de vertraging van deze morgen. De dame was sigaretten gaan kopen en was blijkbaar de tijd uit het oog verloren. We briefen haar alvast voor de twee komende dagen en hopen dat ze alles onthoudt. 


We nemen de trap naar beneden en lopen zo de binnenstad in of downtown, zoals ze dat hier noemen. In en rondom de Al Hashemi-straat zijn er honderden winkels waar werkelijk alles te koop is! Het eerste gedeelte bestaat vooral uit mannenmode en dan gaat het over in damesmode. Aan elke winkel dezelfde djellaba jurken met vooral rood borduurwerk. Stuk voor stuk juweeltjes maar niet draagbaar in België tenzij voor een gekostumeerd bal. De winkeltjes zijn tot aan de nok gevuld met allerlei koopwaar. Ik voel me net in een sprookje met al die tafellampjes, de geur van wierook en overvolle winkeltjes. Maar ook de drukte en het afbieden is typisch voor de Arabische landen. Onze angst, terecht te komen in een broeierig roversnest vol oplichters, tasjesdieven en opdringerige kooplui, blijkt ongegrond. De mensen laten ons rustig kuieren en laten ons gerust. De indrukken die we opdoen zijn overweldigend. Zo veel kleuren, geuren en geluiden. Onze zintuigen draaien overuren.  Het is echt een labyrint van verborgen schatten dat een mysterieuze sfeer uitademt.


De avond valt over Amman en de straten zijn overvol, het getoeter van de vele auto’s is immens. We ontvluchten de drukte en gaan op zoek naar een leuk restaurantje. Maurina heeft deze morgen gezien dat er iets leuks is over ons hotel, lekker gemakkelijk. We zijn omringd door vooral Jordaniërs die genieten van lekker eten en de shisha.  Sinds een jaar of 5 mogen ook vrouwen een waterpijp roken in het openbaar en dat doen ze hier dan ook massaal. De zoete geur dringt in onze neusgaten en vermengt zich met de geur van kebab. Het is hier echt gezellig ingericht, enig nadeel is de muziek. Beneden wordt er doedelzak gespeeld, in de zaal zelf Jordaanse pop en vlak naast de deur Arabische karaoke, een beetje te veel van het goede. Eenmaal op de hotelkamer horen we de muziek even hard als in het restaurant. Het lijkt wel of ons raam staat wagenwijd open terwijl we deze weldegelijk gesloten hebben. Het is feest in de straten van Amman en dat zullen we geweten hebben. Hier en daar toetert er nog een auto tussen de tjingel tjangel door. Dat wordt weer een zalig nachtje! 


woensdag 17 april 2019

Amsterdam - Amman

Ik heb lang getwijfeld om me opnieuw in te schrijven voor een reis naar Jordanië want de voorbije twee jaar moest de reis geannuleerd worden. Het lijkt wel of er een vloek rust op deze bestemming. Maar … derde keer, goede keer! Het thuisfront zal de komende week waarschijnlijk nagelbijtend wakker liggen uit bezorgdheid maar ik kijk er alvast heel erg naar uit. Wanneer ik familie en vrienden vertelde dat dit land op de planning stond, werd dit nooit echt enthousiast onthaald. Is het er wel veilig, was één van de meest gehoorde reacties. Het reisbureau verzekerde me echter dat ondanks alle onrust in de buurlanden, Jordanië wel degelijk veilig is. Het land vormt een soort veilige baken tussen alle landen met onrust. Wel moet je als toerist natuurlijk rekening houden met de cultuur. De meerderheid van de bevolking is Islamitisch en dus heb je te maken met andere normen en waarden.  Het openbare leven wordt bepaald door de wetten van de Koran. De dag begint alvast heel relaxed. Rond 10 uur brengt Greta me samen met Tania naar Brecht waar Maurina en Ria al staan te popelen om te vertrekken. We hebben er allemaal ongelofelijk veel zin in! We vliegen met Royal Jordanian vanuit Amsterdam dus eerst nog even de auto in.  Eenmaal op Schiphol geven we de auto af en gaan we op zoek naar de incheckbalie. Onze vlucht heeft een uurtje vertraging, dat begint al goed. Wanneer we van onze koffers verlost zijn, begint het wachten.



Ondertussen hebben we al enkele mensen van de groep gezien: Kim, een meisje uit Hoevenen, een echtpaar uit Wolvertem en twee Nederlandse dames die beiden luisteren naar de naam Karin, lekker gemakkelijk. We twijfelen even of we de flying carpet zouden nemen maar dan arriveert eindelijk ons vliegtuig. Eenmaal in de lucht begint de struggle met de muziekinstallatie. Zowel Kim als Tania krijgen hun hoofdtelefoon niet aangesloten en mijn geluid staat zo hard dat ik bijna instant doof wordt. Achter ons zitten ook twee meisjes uit de groep, zij geraken in gesprek met een Jordaniër die hen prompt zijn telefoonnummer geeft. Tegen de tijd dat de innerlijke mens versterkt is, zijn we al halfweg. Na 4 uur vliegen, arriveren we in een totaal andere wereld op de luchthaven van Amman en kan onze Jordanië rondreis van start gaan! We worden op het Queen Alia International Airport onthaald met een bord waarop staat ‘Ahlan Wa Sahlan’ – Welkom in Jordanië. Hier is het een uurtje later dan in België dus geen jetlag deze keer! We maken kennis met onze Jordaanse reisbegeleider Adel. Zijn moedertaal is Arabisch maar hij spreekt ook redelijk goed Nederlands want hij studeerde 2 jaar in Den Haag. Hij bespreekt kort de reis en vertelt over de gastvrijheid van de Jordaniërs, en dat laatste mag je letterlijk nemen. Er zijn 7 miljoen Jordaniërs en 2,5 miljoen Syrische vluchtelingen, dat is dus 1 op 3.  



Onze groep bestaat uit 20 personen: 6 mannen en 14 vrouwen, half Belgisch, half Nederlands en een mix van verschillende leeftijden. We worden begeleid naar een vrij luxueuze bus waar we met z’n allen perfect in passen. Amman, de hoofdstad van Jordanië is verreweg de grootste stad van het land en is in veel opzichten anders dan steden die wij in Europa gewend zijn. Het stadsbeeld wordt gedomineerd door heuvels, zeven in totaal maar het is al redelijk laat en donker dus veel van de stad zien we niet. Alles lijkt wel heel modern en de driebaansweg is breed.


We logeren de komende drie nachten in het Signature Hotel, aan de rand van het centrum. Bij de receptie krijgen we de sleutels van onze kamer. Eén van de bedienden brengt onze koffers naar ons nieuwe onderkomen voor de komende twee nachten. Het is altijd weer even spannend om te zien waar je terecht komt. De kamers zijn redelijk groot en we hebben 2 brede bedden.



Na een lange dag, is het hoog tijd voor onze nachtrust. We strekken ons uit en vallen al snel in een rusteloze slaap. Heel ver weg hoor ik opgewonden stemmen. Arabisch. O ja, ik ben in Jordanië, denkt mijn reeds half slapende brein.