woensdag 11 oktober 2017

Munduk - Lovina - Singaraja

Het is pas half 5 wanneer de wekker van zich laat horen - zeer vroeg maar vandaag gaan we naar Lovina, een keten van kustdorpjes in het noorden van Bali. Het is gericht op visserij en toerisme en vooral dat laatste is een belangrijke bron van inkomsten voor de lokale bevolking.  ’s Ochtends vroeg komen de tuimelaars, slanke langsnuitdolfijnen, hier in de buurt van de kust om kleine visjes te eten.  Het is natuurlijk een toeristische bedoening van jewelste maar het heeft wel iets om in zo’n typisch Balinees vissersbootje de zee op te gaan. We moeten onze schoenen uitdoen en door het water naar onze boot lopen maar die krijgen we wel voor ons alleen. De schipper belooft ons dat we heel veel dolfijnen zullen zien, ook al zitten bijna alle andere bootjes aan de andere kant.



Aanvankelijk is het vooral de opkomende zon die ons met verstomming slaat. Het is een mooie ervaring om in de nog koele ochtendlucht de zon vanaf het water te zien opkomen. Met de ochtendnevel boven het land, hangt er hier een magische sfeer. Ondertussen zijn er nog zo’n 6 bootjes bij ons in de buurt. Niet de massa die we in de verte zien, gelukkig. We drijven rustig rond, wachtend op een teken van leven maar dan plots, wanneer de eerste dolfijn een vin boven water laat zien, schieten de bootjes met ronkende motoren in vijfde versnelling om ze letterlijk op de vinnen te zitten. Het wordt een race tussen de bootjes om als eerste zo dicht mogelijk bij de dolfijnen te geraken voor een fotomoment. Wat weinig uithaalt want die beesten zetten hun zwempartij gewoon onder water verder van zodra de boten iets te dicht in de buurt komen. Een kat- en muisspel! Gelukkig hebben wij een verstandige kapitein met een hart voor dieren die eerder afwacht en op zijn instinct en ervaring afgaat waardoor we soms verrast worden van wel vijf dolfijnen die rond de boot zwemmen. We genieten van de kinderlijke opwinding wanneer de speels buitelende dolfijnen in volle zee opduiken. Onze schipper vraagt of we ook naar het koraalrif willen varen want daar komen de vissen uit je hand eten. Dat kost wel 100.000 roepia (6,5 euro) voor ons beide. Ach laten we eens zot doen! Zo kunnen we nog wat langer op het water blijven. Bij aankomst bij het zogenaamde koraalrif zien we inderdaad een beetje koraal opduiken onder de boot. We krijgen wat voer voor de visjes en van zodra we een hand in het water steken, komen ze massaal naar ons toe. Het zijn allemaal dezelfde visjes dus niet echt spectaculair. Waarschijnlijk zal onze schipper gedacht hebben, beter 100.000 roepia dan niets want ik kan me voorstellen dat niet alle toeristen een fooi geven. Soit beetje in het zak gezet dus. Wanneer ons boottochtje voorbij is, kijk ik even op de klok – net geen 8 uur en we hebben er al bijna een halve dag opzitten. We zetten ons op een terrasje aan het water en eten ons gekregen ontbijt pakketje op. 



Midden in de jungle, gelegen in een bloemrijke tuin liggen de heetwaterbronnen van Banjar. Hier houden we halt want Surya is ondertussen al wel op de hoogte dat Ingrid liever warm dan koud water heeft. Bij aankomst kunnen we ons in van die heerlijk ouderwetse zwembadkleedhokjes, zoals bij ons vroeger, omkleden. Het vulkanische bronwater is 37° C. Doordat het zwavelhoudend is, werkt het helend bij reumatische aandoeningen en huidklachten. Ook als je gezond bent van lijf en leden is het hier goed toeven. Het helende water stort zich uit monden van acht stenen naga (mythische wezens) in het eerste bad. Van daaruit stroomt het naar een tweede bad om van drie meter hoog als een massage straal neer te klateren in het derde bad. Heiliger worden we er niet van, lomer des te meer. Wat dobberen in het lekkere warme water van 37°C is gewoonweg zalig, al ruikt het niet erg fris. Het ruikt naar grondwater en de kleur is mosgroen. Dat is niet te verwonderen want op de grond onder onze voeten, voelen we een zacht mos tapijtje. We moeten dus opletten dat we niet uitschuiven. De plaatselijke bevolking maakt ook gebruik van de warmwaterbronnen maar zij komen niet in zwempak, ze gaan er met kleren en al in. We zijn hier dan ook een attractie op zich. Na 45 min hebben we het wel gezien, kleden we ons aan en staan we klaar om te vertrekken.



Vervolgens brengen we een bezoek aan Brahma Vihara-Arama, een boeddhistisch klooster dat gebouwd werd in 1970 door een machtige brahmaan die bekeerd was tot het Theravada boeddhisme. Het is de grootste boeddhistische tempel van Bali en is geïnspireerd op de beroemde Borobudur. Een uitstekend voorbeeld van hoe twee godsdiensten met elkaar verweven zijn. We beklimmen de vele trappen in onze geleende sarong. De temperatuur is flink opgelopen en ik heb het gevoel dat ik bijna wegsmelt onder de dikke, katoenen stof. Binnen zien we een vergulde Thaise boeddha. De tempel heeft een feloranje dak en kleurrijke beelden van boeddha en andere figuren. Hier zien we ook het eeuwenoude swastika symbool. Iedereen kent het hakenkruis van Hitler maar de naar links gerichte swastika die we hier tegenkomen, lijkt er alleen maar op. De naar links gerichte swastika is vrouwelijk en het symbool van liefde en creativiteit. De naar rechts gerichte swastika is mannelijk en symboliseert agressie, geweld en vernietiging. We wandelen verder via de grote klok en de nieuw gebouwde toren die naar mijn gevoel heel kitscherig werd ingericht. Het hoogtepunt is echter de kleine Borobudur. De echte vond ik al mooi maar deze kleine versie moet zeker niet onderdoen. Het is hier zeer rustig en dat zorgt ervoor dat de tempel inspireert en ons stimuleert tot bezinning.



Omdat het nog veel te vroeg is om te gaan eten, rijden we terug naar het stadje Lovina. De toeristische attractie hier is zwemmen met die zogenaamde ‘tamme’ dolfijnen. Ja ik beken, ook bij mij stond deze activiteit jarenlang op de bucket list tot ik Maurina leerde kennen, een vrouw met een hart voor dolfijnen. Het zijn wilde dieren en die moet je dan ook in het wild gaan bekijken volgens haar. Normaal gesproken zijn dolfijnen zachtaardige dieren, maar onder gestreste omstandigheden kunnen ze aanvallen. De droom van zwemmen in een bassin met deze mastodonten van de zee, heb ik dus van me afgezet want als ik heel eerlijk ben, weet ik ook wel dat dat toch een beetje dierenmishandeling is. We maken dan maar een wandeling op de kleine wandelboulevard die start bij het standbeeld van, hoe kan het ook anders, de dolfijn. Alle shops zijn in het beheer van de Balinese mensen die al zittend of liggend op de grond met hun telefoon de gasten begroeten. Wanneer ze nog maar vermoeden dat je in iets geïnteresseerd bent, springen ze recht en beginnen ze hun verkooppraatje met: "this is the price, but you can bargain". Als je het aanbod weigert dan laten ze hun prijs wat zakken.  Onderhandelen is hier de norm maar we hebben er even genoeg van. We besluiten om een lekkere fruitsap te gaan drinken in een hip café aan de wandeldijk. Voor twee verse fruitsappen betalen we hier 25.000 roepia (net geen 2 euro)!

Lovina met zijn vredige atmosfeer, de kalme zee, de zwarte zandstranden en de palmbomen wisten ons zeker te charmeren. Wanneer we verder rijden naar het restaurant, krijgen we ook een beeld van de achterstraatjes. Hier heerst armoede en leven mensen sober. We kunnen echter niet begrijpen dat armoede ook gepaard moet gaan met vuil. Het lijkt wel of de arme Balinezen al hun moed verloren hebben en zelfs de moeite niet doen om hun straten proper te houden. Overal, maar echt overal zien we vuilnis en dat is echt zonde van die mooie natuur.

Surya heeft voor ons een speciale lunch geregeld. We nemen plaats aan een lage tafel op kussens met naast ons de zee. Uiteraard komen er weer twee bevallige dames om onze aandacht vragen. Ze hebben mooie sjaals bij maar we moeten er echt op letten dat we niet te veel kopen want tenslotte zijn we nog maar halfweg en moeten we die dingen dan ook meezeulen. Onze bagage weegt nu al lood en dat is niet goed voor de rug van de, meestal tengere Balineesjes. De techniek van het afdingen heb ik wel al flink onder de knie hoor en ik geef niet snel op. Tenslotte zitten we hier nog wel even - te nemen of te laten! Daar het toerisme de laatste weken, vanwege de vulkaan, wat is afgenomen, zijn ze iets meer geneigd om sneller toe te geven. Wanneer de lunch op tafel komt, is de koop gesloten en kunnen ze vertrekken. We krijgen vis op Balinese wijze, gegrild met een gele kruidenpasta. Mede door de gember en de zwarte peper is ons visje al redelijk spicy maar Surya kapt er nog twee soeplepels sambal bovenop. Daar passen wij toch maar voor. De rijst en de soja  scheuten verzachten de smaak. Surya die voor het eerst bij ons aan tafel zit tijdens de lunch, eet met zijn handen. Echt smakelijk kunnen wij dit niet vinden.



Vervolgens gaat de reis verder naar Pemutran, volgens velen het mooiste stukje van Bali. Het heeft hier al tijden niet geregend dus alles is dor. We logeren hier aan de rand van het nationale park. Maar voor we het hotel bereiken, maken we nog een laatste stop in de Hatten Wine Farm. De Hatten Wine Farm is de allereerste Balinese wijngaard en één van de grootste wijnproducenten op Bali. Het werd gesticht in 1994. Hatten Wines gebruikt lokale druiven om hun wijn te produceren.  Op hun eigen wijngaard groeit de lokale zwarte Alphonse Lavallée maar ook de witte druivenvariëteiten Belgia and Chasselas Loulou. De tour start met een kort bezoek aan de wijngaard en we mogen de druiven ook proeven. Deze zijn zeer zoet van smaak en dat schept dus verwachtingen. Daarna kunnen we uiteraard de wijnen ook proeven. We starten met de droge witte, gevolgd door de zoete witte. Die zijn redelijk maar kunnen ons toch niet bekoren. Daarna volgt de rosé en de rode. Deze is helemaal niet te drinken. We kunnen onze teleurstelling niet echt wegsteken waardoor de man van de wijngaard plots niet meer zo vrijgevig is. Hij schenkt tenslotte nog wel een kleine port wijn in en zijn gezicht fleurt op wanneer ik zeg dat ik die wel lekker vind. Hij hoopt natuurlijk dat ik een fles zal kopen maar ik moet hem opnieuw teleurstellen. We moeten voor die paar slokjes wijn wel 100.000 roepia betalen. Zat gaan we er dus niet buiten wel 6,5 euro lichter! 



Surya brengt ons naar ons hotel, het Menjangan monsoon deluxe. Het hotel is rustig gelegen in het nationale park en aan de ongerepte noordkust. De oprijlaan is lang en gaat over een onaangelegde weg. Tussen de dorre bomen, zien we een hertje. Bij aankomst in de lobby, worden we opgewacht door een lieve dame die ons gelijk een hapje en een drankje brengt. Daarna krijgen we een uitgebreide beschrijving van het hotel. Dit is zo uitgestrekt dat we te voet nergens naartoe kunnen maar we mogen gebruik maken van een shuttle dienst. Even later komt Michael zich voorstellen, de plaatselijke manager en best wel ok. Hij spreekt ons aan in het Duits want hij is Zwitser. Mocht er iets zijn, mogen we hem altijd storen …. mmmmm misschien doe ik dat wel!  We beklimmen de Bali Tower die zich aan de lobby bevindt. Van boven hebben we een prachtig zicht op de uitgestrekte jungle. In de verte zien we de zee. We worden naar onze kamer gebracht met een soort safari autootje en voelen ons nu echt in de Beekse bergen. Er is geen asfalt en het is bijgevolg een hobbelig parcours. Onze Monsoon kamer ligt pal aan het kleine zwembad, is zeer ruim en luxueus. 


We zitten in de jungle dus we gaan ervan uit dat hier best wel wat beestjes zitten. Die vervelende vliegen zijn al zeker van de partij. Jammer dat de veel voorkomende gekko’s ze niet opeten. 


Vanavond besluiten we te gaan eten in het restaurant van het hoofdgebouw,  in de Bali Tower dus. We smeren ons uitgebreid in met muggenmelk en bellen onze shuttle dienst. Na 10 minuten meldt de Flinstone Mobiel zich aan en kunnen we vertrekken voor alweer ‘a bumpy ride’. In het restaurant krijgen we een bloem tussen de oren gestoken, ons servetje wordt op de schoot gelegd en we krijgen ook nog een handdoekje om onze handen wat te verfrissen. We bestellen alleen een hoofdgerecht maar plots komt er wel een heel speciaal hapje op tafel. Een warme lookbol met rozemarijn en naan brood - heerlijk! Even later komt de Pad Thai op tafel. Ingrid heeft ‘not spicy’ besteld en ik ‘medium spicy’ maar bij de eerste hap staat mijn mond al in brand. 



Na het diner, sommeren we onze taxi om ons terug te brengen naar de kamer. Daar aangekomen, is onze kamer helemaal ‘slaap klaar’ gemaakt, dekentje ligt open, gordijnen van ons hemelbedje zijn dicht geschoven en op de tv brandt een knetterend haardvuur. Op het bed zelf, een gedichtje:

The moon is shining bright

The sun is now nowhere in sight

The stars are twinkling

With all their might

While there is darkness

Outside, left and right

So let us now turn off the light

And wish you a very good night


2 opmerkingen:

  1. Wat een wonderlijke ontvangst in het hotel en lekker
    slapen nu met zo een mooi gedichte.De zwitser bevalt
    jullie wel zo te lezen Goede Nachtrust.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Wat zal dat afkicken worden terug thuis van al de luxe, maar ik denk dat je ook heel moe zal zijn van al deze inspanningen. Zeg nooit meer dat je geen conditie hebt !
    Hopelijk blijft de regen nu weg.
    Kusjes

    BeantwoordenVerwijderen