vrijdag 6 oktober 2017

Ubud - beklimming vulkaan & Monkey Forest

Ochtendstond heeft goud in de mond! Pffff het is nog midden in de nacht wanneer de wekker ons genadeloos wakker rinkelt. Het lijkt alsof we nog maar net in ons bed liggen. Even zijn we gedesoriënteerd maar een nano seconde later realiseren we ons ‘we gaan een vulkaan beklimmen vandaag’! Surya komt ons ophalen voor de transfer naar de voet van de vulkaan. Je zou denken dat wij de enige idioten zijn die op dit vroege uur op pad zijn, maar niets is minder waar. Er zijn er nog die in deze regen naar Mount Batur afzakken. Ja jullie lezen het goed, het regent nog steeds in het paradijs dus heel veel zin hebben we er niet in maar Surya is optimistisch. Het wordt lichter daarboven zegt hij en de volle maan is goed zichtbaar.


Alle trekkers komen samen op een grote parking aan de voet van de vulkaan. We maken kennis  met Whyjan, onze gids. Samen met haar beginnen we aan de trektocht om tegen zonsopgang boven op de vulkaan Gunung Batur te zijn. We hebben geen idee wat ons te wachten staat en dat is misschien maar goed ook. Gelukkig hebben we eraan gedacht om een zaklamp mee te brengen want het is best lastig om in het donker te wandelen, aangezien we nauwelijks zien waar we onze voeten neerzetten. Het focussen en het wandelen in de zwarte lava op de steile helling is écht vermoeiend. Als ik op voorhand had geweten hoe vermoeiend dan was ik er waarschijnlijk nooit aan begonnen. Onze gids houdt er aanvankelijk goed de pas in maar wanneer ze verneemt dat we respectievelijk 51 en 59 zijn, besluit ze dat we het best wat rustigeraan mogen doen. Ze noemt mij m’am en Ingrid mama. Mijn conditie is toch niet meer wat het moet zijn, maar de overwegend jonge trekkers trappen ook soms op hun adem. We liggen redelijk aan kop maar na een half uurtje besluit Whyjan om haar god te vragen ons te beschermen en ze is niet de enige. De groepen na ons moeten ook noodgedwongen stoppen omdat hun gids plots op de knieën valt aan het enige tempeltje op weg naar de top. Na dit eerste half uur begint de echte steile klim en trap ik regelmatig op mijn adem. Het is zuchten, hijgen, puffen en zweten. Af en toe roept Whyjan ‘Everything ok mama?’ Na een 1 uur en 45 minuten durende beklimming, naderen we het hoogtepunt – de top op 1.717 meter hoogte. Ik ben kletsnat van het zweet maar voel me “high”. Misschien komt het door de cadans van het lopen, misschien door de koude of de volledige “go with the flow” overgave wanneer we getuige zijn van de adembenemende zonsopgang. Mijn hele lichaam vult zich met dankbaarheid, en geluk. Ja eenmaal boven, ben ik zo ongelofelijk blij en trots dat ik dit gedaan heb – what a view!! We hebben ‘good karma’ zegt Whyjan want de hemel is helemaal opengetrokken en het is heel helder waardoor we een prachtig uitzicht hebben op het blauwe kratermeer beneden, de Mount Agung vulkaan voor ons, die trouwens niets uitstoot, zelfs geen  klein rookpluimpje. Dat we daar zo bang voor zijn geweest!  Boven ons de volle maan en dan een tijdje later de goudoranje bol die een magisch licht over de bergen laat schijnen! Wow wow wow! Dichter bij de hemel kunnen we niet komen. Het is nog niet al te warm en eenmaal boven koelen we snel af en snijdt de lichte bergvries algauw door onze longen. Gelukkig ben ik op stap met een ervaren klimster en zij zorgde ervoor dat ik een extra trui en jas bij heb. Niet nodig dacht ik, maar niets is minder waar. Whyjan brengt ons ontbijt, een witte boterham met warme banaan ertussen. Vreemde combinatie maar het smaakt heerlijk!



Van zodra de zon hoog aan de hemel staat, klimmen we nog even verder naar de kraterrand. De ingestorte krater heeft een doorsnede van 11 km en is 200 m diep. De torenhoge Mount Batur is sinds 1800 al 24 keer uitgebarsten, waarbij iedere keer het omringende landschap vervormd werd. De laatste uitbarsting dateert van 1994. We zien het losse zwarte lavazand van de laatste uitbarsting maar ook het meer recente overdadig groeiende, groene gras op de oudere kraters. Hier voelen we de kracht van moeder natuur. Vulkanologen monitoren de vulkaan constant maar men kan nooit weten wanneer exact deze zal uitbarsten. Het is verbazingwekkend dat sommige Balinezen toch nog een huis bouwen aan de voet van de actieve vulkaan. Er zitten heel wat makaken bij de krater, waarschijnlijk omdat het daar lekker warm is. Whyjan geeft ons wat banaantjes om de apen te voederen. Plots springt er eentje in mijn nek. Er volgt dus een luide gil. Nee ik heb het niet zo met die beestjes. We besluiten om een foto te nemen van het monument als bewijs dat we weldegelijk zo hoog geklommen zijn. Boven op de steen zitten nog twee apen. Ken je dat gevoel van aangestaard te worden? Je haar komt recht omhoog en je krijgt ‘kiekeboebels’ over je hele lichaam? Wel dat gevoel heb ik wanneer één van de apen me met zijn indringende ogen aankijkt en klaar staat om te springen. Komaan Whyjan trek die foto nu al! Voor ik het goed en wel besef, volgt er opnieuw een gil wanneer de aap deze keer in Ingrid haar nek springt. 


Daarna beginnen we aan de klautertocht terug, fysiek minder zwaar maar wel uitkijken. Regelmatig ga ik onderuit en ook Ingrid schuift af en toe op de lava. We zitten dus al snel onder het stof.  Aan de voet van de vulkaan heb ik het gevoel of er een last van mijn schouders is gevallen. Onze kuitspieren zijn in ieder geval goed getraind vandaag. We zeggen onze gids vaarwel en geven haar een mooie fooi want die heeft ze wel verdiend. Deze morgen was ze nog redelijk stil, een beetje afwachtend maar naarmate de tijd vorderde, begon ze meer en meer te praten met ons. Ze is pas 26 maar heeft wel al 2 kindjes. 


Na dit geweldige avontuur rijden we helemaal tot aan het Danau Batur meer om de ‘fishfarms’ die zich op het water bevinden van dichtbij te bekijken. Van hieruit hebben we een prachtig zicht op de Mount Batur die we net beklommen hebben. 



Voordat we terugkeren naar ons hotel brengen we nog een bezoek aan de Tropical Plantation “Bali Pulina” waar we kennis maken met alle inheemse planten en hun bijhorende krachten. Op het einde van de tour maken we een stop op een prachtig viewpoint om de inheemse thee en koffie te proeven. Alle thee en de gewone koffies zijn gratis maar voor de bekende ‘Luwak koffie’, gemaakt van luwakbonen, moeten we 50000 roepia betalen (3,5 euro). De normale prijs is zo’n 25 euro per kop. De luwakbonen worden gemaakt van de uitwerpselen van de Luwak, een plaatselijk beestje. Hij lijkt wel een mix van een kat en een fret en heeft best een schattig snoetje. De vacht is grijsachtig met zwarte plekken erdoorheen. Het beestje eet de rode koffiebesjes en poept deze nadien in zijn geheel weer uit. Door het hele verteer-proces krijgt deze koffie een bijzondere smaak. Ik ben geen koffiedrinker, hoegenaamd niet maar wanneer mij gezegd wordt dat dit de duurste koffie ter wereld is en deze gemaakt is van ‘stront’ ja dan ben ik toch wel een klein beetje nieuwsgierig.  We bestellen dus letterlijk een “bakkie stront” met de naam Kopi Luwak. Vergelijken kan ik natuurlijk niet maar volgens Ingrid is de koffie niet slecht. Ik hou meer van de gember en de citroengras thee



We keren terug naar het hotel om ons op te frissen. Terwijl Ingrid wat rust aan het zwembad, besluit ik rustig mijn haar te wassen. Geen overbodige luxe met al dat stof van vanmorgen. Surya had een ontbijtje laten maken voor ons maar vermits we op de vulkaan al eten kregen, besluiten we dat hier op ons terrasje op te eten voor de lunch. Chicken sandwich, croissantjes, koffiekoekje en fruit. 


Na de lunch gaan we opnieuw op stap. Volgens de reisgidsen is het Monkey Forest een must-see wanneer je in Ubud bent dus zetten we dat deze namiddag gewoon op de planning. Het is op slechts 10 minuutjes wandelen van ons hotel en wandelen dat zijn we vandaag toch al gewoon. De plek heeft zijn naam niet gestolen. Op Bali hoef je nooit ver te zoeken naar een aapje want bij vrijwel elke tempel leeft wel een troep makaken maar deze plek spant de kroon. Zoals de naam al doet vermoeden is het Monkey Forest een natuurpark met een grote populatie nieuwsgierige, eigenwijze, maar vooral brutale makaken. De officieuze naam van dit park is het ‘Sacred Monkey Forest Sanctuary’. Om het park in te mogen moeten we 50.000 Roepia entree betalen. Omgerekend is dit zo’n 3,5 euro per persoon. Iedereen die me kent weet dat ik geen ‘fan’ ben van deze beestjes. Eigenlijk ben ik er gewoon bang van en de verhalen die ik gelezen heb over het park, maken mijn angst er niet minder op. De aapjes lijken schattig maar niets is minder waar, ze hebben heel scherpe tanden om voedsel (of een vinger) uiteen te rijten. Bovendien is er nog iets anders waar we alert voor moeten zijn, namelijk hondsdolheid. Dat komt op Bali best veel voor en de ziekte wordt o.a. overgedragen door apen.  Beginnen jullie te begrijpen waarom ik met een ei in mijn broek zit? Maar iemand zei ooit ‘op reis moet je je al eens ergens overzetten’ en die woorden ben ik niet vergeten dus wandelen we met een kleine aarzeling in de richting van de ingang.


Volgens de meest recente telling wordt het park bewoond door ruim 600 makaken, die in vier verschillende groepen leven dus ontwijken kan ik ze sowieso niet. Ze hebben bovendien niet de beste reputatie als het gaat om vriendelijkheid. In principe kun je ervan uitgaan dat wanneer je de apen met rust laat, zij jou ook met rust zullen laten, maar het blijven natuurlijk wilde dieren. Overdag zijn ze het actiefst en omdat ze niet bang zijn voor mensen kunnen ze schrikbarend dichtbij komen. Zeker wanneer je eten bij je hebt moet je goed op je spullen letten, want de apen zijn brutaal genoeg om je zakken af te tasten. Bij de ingang kunnen we bananen kopen maar een verwittigde vrouw telt voor 2 dus besluiten we dat maar niet te doen. De mevrouw van de verkoop zit er niet voor niets gewapend met een stok om de brutale apen weg te jagen.



De apen vliegen ons letterlijk om de oren en rennen om ons heen. Vooral de kleintjes zijn super schattig, maar de dieren zijn ook ontzettend listig. Zo stelen ze gemakkelijk je zonnebril van je neus om hem vervolgens compleet te vernielen. Er lopen wel wat bewakers rond die er trachten voor te zorgen dat de apen zich gedragen en dat is toch een zekere geruststelling. 


Dit heuvelachtig oerwoud heeft een mysterieus en sprookjesachtig voorkomen en veel bomen hebben een heilige status. Hier is een oude verzameling baniaanbomen bewaard gebleven, waarvan de Pule Bandak de belangrijkste is. Prachtig om te zien maar we zijn ook op onze hoede want ook tussen de luchtwortels van de reusachtige bomen ravotten de brutale apen.


In het Monkey Forest liggen drie tempels, heiligdommen waar de Hindoeïstische goden Shiva, Gangga en Prajapati worden aanbeden. In de schaduw van de machtige bomen verheft zich aan de rand van het monkey forest de onderwereldtempel Pura Dalem Agung Padantegal, waarvan het portaal door angstaanjagende Rangda heksen wordt geflankeerd. Deze tempel zou qua setting niet misstaan in een Indiana Jones film. Je hebt er ook nog de Pura Beji tempel en de Pura Prajapati tempel. Alle drie werden ze in de 14e eeuw gebouwd en ze worden nog dagelijks gebruikt door de lokale bewoners. Elke tempel heeft zijn eigen functies en rituelen, dus sommige delen zijn daarom niet toegankelijk voor toeristen. We zouden hier kunnen blijven rondwandelen, zo indrukwekkend. De aapjes vallen trouwens zeer goed mee, ze laten ons gerust en doen eigenlijk niemand kwaad. Heb je geen eten bij, dan komen ze niet bij je in de buurt. Mijn angst was dus ongegrond.



Na twee uurtjes kuieren in het bos trekken we de stad in. Het Hindoeïsme is niet alleen verweven in het dagelijkse bestaan van de eilandbewoners, maar is ook terug te zien in het straatbeeld. Onder andere met de Ubud Royal Palace, het niet te missen tempelcomplex aan de hoofdweg Jalan Raya Ubud road. Het paleis is gebouwd tussen 1800-1823 en verkeert nog zo goed als in de oorspronkelijke staat. Het beschikt over een prachtige binnenplaats, bloementuin en typisch Balinese beelden. Vandaag is er opnieuw een ceremonie en vele prachtig uitgedoste mensen lopen met hoge offergaven op hun hoofd richting tempel.


We gaan dineren bij Happy Falafel. Hier hebben ze een soort pita met vulling naar keuze. Ingrid gaat voor de BBQ chicken en ik voor de Marokkaanse kip. Lekker maar verschrikkelijk spicy, de tranen komen me in de ogen. Ondertussen doet mijn knie verschrikkelijk pijn, opnieuw een ontsteking op de artrose door overbelasting van deze morgen. Daarom besluiten we de dag te  beëindigen met een beenmassage, een zalige verwennerij na die beklimming van de vulkaan. Misschien zijn we morgen dan ook niet zo stijf. Het is wel geen zachte ontspanningsmassage zoals bij mij want hier gaat het er iets steviger aan toe. De Balinese masseuses hebben een enorme kracht in de vingers en ik kan een auwch vaak niet onderdrukken. Maar ook al kraakt het hier en daar behoorlijk in de botten, toch doet het ongelofelijk deugd. 


1 opmerking:

  1. Amai vandaag kunnen jullie geschiedenis schrijven zeker
    jullie grenzen verlegd geweldig. Het is de reis van
    jullie leven denk ik.Het zijn wel schattige beestjes
    maar ik hoor het gillen tot hier!!!
    Geniet nog en nogmaals proficiat voor beide.

    BeantwoordenVerwijderen